content
Nederlands
Woordafbreking
- con·tent
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘tevreden’ voor het eerst aangetroffen in 1396 [1]
- Leenwoord uit het Engels.
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | content | contenter | contentst |
verbogen | contente | contentere | contentste |
partitief | contents | contenters | - |
Bijvoeglijk naamwoord
content
- tevreden
- Dankzij de hulp was hij weer een contente man.
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | content | |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
content m
- de inhoud van een medium
- wie is er inmiddels géén journalist? Toeristen verslaan rampen met hun telefoon, bloggers bestoken elkaar met banvloeken, adverteerders grossieren in content, een woord dat moet suggereren dat er, behalve de afzender, eigenlijk geen verschil is tussen journalistiek en reclame. [2]
Gangbaarheid
- Het woord content staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'content' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen. |
Engels
Uitspraak
- Geluid: content (VS) (hulp, bestand)
stellend | vergrotend | overtreffend |
---|---|---|
content | more content | most content |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.