groenblauw
Nederlands
Woordafbreking
- groen·blauw
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van groen en blauw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | groenblauw | |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
groenblauw o
- (RAL-kleur) een kleur tussen groen en blauw met RAL-nummer 5001.
- Heeft u die ook in het groenblauw?
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | groenblauw | groenblauwer | groenblauwst |
verbogen | groenblauwe | groenblauwere | groenblauwste |
partitief | groenblauws | groenblauwers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
groenblauw
- (RAL-kleur) deze kleur hebbend, een kleur tussen groen en blauw, met RAL-nummer 5001.
- Hij rijdt in een groenblauwe auto.
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord groenblauw staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'groenblauw' herkend door:
91 % | van de Nederlanders; |
92 % | van de Vlamingen. |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.