gril

Niet te verwarren met: grill

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • gril
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘inval’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1573 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord gril grillen
verkleinwoord grilletje grilletjes

Zelfstandig naamwoord

gril

  1. m een onwillekeurige rilling, vooral veroorzaakt door afschuw
    • Ze kon bij die aanblik haar grillen nauwelijks de baas blijven. 
  1. v/m onredelijk en willekeurig gedrag
    • Ik heb genoeg van je grillen en kuren. 
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
grillen

gril

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van grillen
    • Ik gril. 
  2. gebiedende wijs van grillen
    • Gril! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van grillen
    • Gril je? 

Gangbaarheid

  • Het woord gril staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
96 %van de Nederlanders;
96 %van de Vlamingen.

Verwijzingen


Slowaaks

Zelfstandig naamwoord

gril m

  1. grill


Tsjechisch

Uitspraak
  • IPA: /ɡrɪl/
Woordafbreking
  • gril

Zelfstandig naamwoord

gril monbezield

  1. grill
  1. «Máme plynový gril s lávovými kameny.»
    We hebben een gasgrill met lavastenen.
Verbuiging
Hyperoniemen
  • domácí spotřebič monbezield
Afgeleide begrippen
  • grilový
Typische woordcombinaties
  • elektrický gril monbezield - elektrische grill
  • gril na dřevěné úhlí - een kolen grill
  • kamenný gril monbezield - stenen grill
  • plynový gril monbezield - gasgrill
  • zahradní gril monbezield - tuingrill

Meer informatie

Verwijzingen

    This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.