grill
Nederlands
Woordafbreking
- grill
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘vleesrooster’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1954 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | grill | grills |
verkleinwoord | grillletje | grillletjes |
Zelfstandig naamwoord
grill m
- (huishouden) toestel om vlees door stralende warmte te roosteren voorzien van een braadrooster
- Zout het vlees vlak voordat je het op de grill legt.
Hyponiemen
- houtskoolgrill, ovengrill, steengrill
Afgeleide begrippen
- grillelement, grilloven, grillpan, grillrestaurant, grillroom, grillrooster, grillspies, grillstand, grillworst
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord grill staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'grill' herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
Engels
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to grill |
he/she/it | grills |
verleden tijd | grilled |
voltooid deelwoord |
grilled |
onvoltooid deelwoord |
grilling |
gebiedende wijs | grill |
Werkwoord
grill
- «He was grilled by the commission.»
- Hij werd door de commissie goed doorgezaagd.
- «He was grilled by the commission.»
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.