gerontologie

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·ron·to·lo·gie
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘leer van de ouderdomsverschijnselen’ voor het eerst aangetroffen in 1954 [1]
  • afgeleid van het Griekse 'gérōn' (opgroeien, rijpen, oud worden) met het achtervoegsel -logie [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord gerontologie -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

gerontologie v

  1. (medisch) (wetenschap) tak van wetenschap die het "ouder worden" bestudeert, zowel in lichamelijk, maatschappelijk als in geestelijk opzicht
Synoniemen
  • ouderdomskunde
Verwante begrippen
Hyponiemen
  • biogerontologie
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord gerontologie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
78 %van de Nederlanders;
87 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen


Tsjechisch

Uitspraak
  • IPA: /gɛrɔntɔlɔgɪjɛ/
Woordafbreking
  • ge·ron·to·lo·gie
Woordherkomst en -opbouw
  • Samenstelling van de Griekse woorden γέρων (gerón) en λόγος (logos)

Zelfstandig naamwoord

gerontologie v

  1. (medisch) (wetenschap) gerontologie; tak van wetenschap die het "ouder worden" bestudeert
Verbuiging
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
  • gerontolog m bezield
  • gerontoložka v

Meer informatie

Verwijzingen

    This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.