gard

Niet te verwarren met: gaard, gård

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • gard
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘strafwerktuig, roe’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 901 [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord gard garden
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

gard v / m

  1. een roe
    • Vol verwachting klopt ons hart, wie de koek krijgt, wie de gard. 
Synoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord gard staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
64 %van de Nederlanders;
44 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

Noors

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: /gɑːɾ/
Woordafbreking
  • gard
Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig van het Oudnoorse woord garðr
Naar frequentie 18351
[A] + [B] enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   gard     garden     garder     gardene  
genitief   gards     gardens     garders     gardenes  

Zelfstandig naamwoord

[A] gard m

  1. hek, omheining
  2. (figuurlijk) iets, dat vergelijkbaar is met een hek, bijv. een mensenketting
Synoniemen
  • [1]: gjerde
  • [1]: led
Afgeleide begrippen
  • [1]: skigard
  • [1]: steingard
  • [2]: manngard
  • [2]: skjærgard
  • [2]: tanngard

Zelfstandig naamwoord

[B] gard m

  1. (landbouw) boerderij, boerenbedrijf, boerenhoeve, boerenhofstede, boerenhofstee, hoeve, hofstede, hofstee
  2. (tuinieren) tuin
  3. hof
  4. (bouwkunde) woonhuis, huis met winkels en kantoren (in een stad)
Schrijfwijzen
Synoniemen
Afgeleide begrippen
  • [1]: av garde
  • [1]: bondegard
  • [2]: eplegard
  • [2]: kirkegard
  • [2]: vingard
  • [3]: slottsgard
  • [4]: bygard
  • [4]: leiegard
Typische woordcombinaties
  • [2]: bo på gard
op de boerderij wonen
  • [2]: drive gard
een borderij bedrijven
  • [2]: folkene på garden
de plattelandsbevolking
  • [2]: gå fra gard og grunn
huis en hoeve verlaten

Nynorsk

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: /gɑːɾd/
Woordafbreking
  • gard
Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig van het Oudnoorse woord garðr
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   gard     garden     gardar     gardane  

Zelfstandig naamwoord

gard m

  1. (landbouw) boerderij, boerenbedrijf, boerenhoeve, boerenhofstede, boerenhofstee, hoeve, hofstede, hofstee
  2. (tuinieren) tuin
  3. hof
  4. (bouwkunde) woonhuis, huis met winkels en kantoren (in een stad)
  5. hek, omheining
  6. (figuurlijk) iets, dat vergelijkbaar is met een hek, bijv. een mensenketting
Synoniemen
  • [2]: hage
  • [3]: gardsplass
  • [3]: tun
  • [5]: gjerde
  • [5]: led
Afgeleide begrippen
  • [1]: av garde
  • [1]: bondegard
  • [1]: fjellgard
  • [1]: odelsgard
  • [2]: fruktgard
  • [2]: kyrkjegard
  • [2]: urtegard
  • [2]: vingard
  • [3]: bakgard
  • [3]: forgard
  • [3]: luftegard
  • [3]: skulegard
  • [4]: bygard
  • [4]: leigegard
  • [5]: skigard
  • [5]: steingard
  • [6]: manngard
  • [6]: skjergard
  • [6]: tanngard
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.