gaffel

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  gaffel    (hulp, bestand)
  • IPA:
    • (Noord-Nederland): /ˈχɑ.fəɫ/
    • (Vlaanderen, Brabant): /ˈɣɑ.fəɫ/
    • (Limburg): /ˈɣɑ.fəl/
Woordafbreking
  • gaf·fel
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘tweetandige stok, vork’ voor het eerst aangetroffen in 1477 [1]
  • [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord gaffel gaffels
verkleinwoord gaffeltje gaffeltjes

Zelfstandig naamwoord

gaffel v/m

  1. (scheepvaart) meer of minder van de mast schuin omhoog uitstaand rondhout, om de bovenkant van een zeil (het bovenlijk) uit te houden
  2. (gereedschap) werktuig, met een steel die het ene einde in twee armen of tanden uitloopt
  3. (zoötomie) het gewei van een tweejarig hert of ree met twee uiteinden
  4. (heraldiek) een element in een Y-vorm, gelijkend naar een pallium
  5. benaming van verschillende voorwerpen die de vorm van een gaffel hebben
Hyponiemen
  • [2]: hooigaffel
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
gaffelen

gaffel

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van gaffelen
    • Ik gaffel. 
  2. gebiedende wijs van gaffelen
    • Gaffel! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van gaffelen
    • Gaffel je? 

Gangbaarheid

  • Het woord gaffel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
82 %van de Nederlanders;
73 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen


Deens

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?

Zelfstandig naamwoord

gaffel

  1. (gereedschap) vork

Meer informatie


Noors

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: / ˈgɑfəl /
Woordafbreking
  • gaf·fel
Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig uit het Nederduits
Naar frequentie 13274
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   gaffel     gaffelen     gafler     gaflene  
genitief   gaffels     gaffelens     gaflers     gaflenes  

Zelfstandig naamwoord

gaffel m

  1. (scheepvaart) gaffel
  2. (gereedschap) (couvert) vork
  3. (gereedschap) gaffel, mestvork, riek
  4. (fiets) vork, achtervork, voorvork
  5. (schaak) vork, paardvork
Hyperoniemen
  • [2]: spisebestikk, spiseredskap
  • [5]: dobbeltangrep
Afgeleide begrippen
  • [1]: gaffelrigg, gaffelformet, gaffelseil, gaffeltoppseil
  • [2]: sølvgaffel
  • [3]: høygaffel
  • [4]: dempergaffel, teleskopgaffel
Verwante begrippen
  • [3]: greip
  • gaffeltruck, stemmegaffel, åregaffel
Uitdrukkingen en gezegden
  • [4]: kniv, skje og gaffel
mes, lepel en vork

Meer informatie


Nynorsk

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: / ˈgɑfəl /
Woordafbreking
  • gaf·fel
Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig uit het Nederduits
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   gaffel     gaffelen     gaflar     gaflane  

Zelfstandig naamwoord

gaffel m

  1. (scheepvaart) gaffel
  2. (gereedschap) (couvert) vork
  3. (gereedschap) gaffel, mestvork, riek
  4. (fiets) vork, achtervork, voorvork
  5. (schaak) vork, paardvork
Hyperoniemen
  • [5]: dobbeltangrep
Afgeleide begrippen
  • [1]: gaffelrigg
  • [2]: sølvgaffel
  • [3]: høygaffel
  • [4]: dempargaffel, teleskopgaffel
Verwante begrippen
  • [3]: greip
  • gaffeltruck, stemmegaffel

Meer informatie


Zweeds

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
Woordafbreking
  • gaf·fel
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   gaffel     gaffeln     gafflar     gafflarna  
genitief   gaffels     gaffelns     gafflars     gafflarnas  

Zelfstandig naamwoord

gaffel, g

  1. vork
  2. (scheepvaart) gaffel
Afgeleide begrippen
  • högaffel, salladsgaffel

Meer informatie

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.