fitten
Nederlands
Woordafbreking
- fit·ten
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘pasklaar maken (van buizen)’ voor het eerst aangetroffen in 1898 [1]
- [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
fitten |
fitte |
gefit |
zwak -t | volledig |
Verwante begrippen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
fitten |
fitten
- meervoud verleden tijd van fitten
- Wij fitten.
- Jullie fitten.
- Zij fitten.
- Wij fitten.
Gangbaarheid
- Het woord fitten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'fitten' herkend door:
86 % | van de Nederlanders; |
77 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.