aanbrengen
Nederlands
Woordafbreking
- aan·bren·gen
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van aan vz en brengen ww
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
aanbrengen |
bracht aan |
aangebracht |
zwak -cht | volledig |
naamwoord van handeling | |
---|---|
zelfstandig | bijvoeglijk |
aanbrenger | |
aanbrengster |
Werkwoord
aanbrengen
- overgankelijk brengen naar
- Zij bracht de crème aan op haar gezicht.
- toevoegen, invoegen
- Nadat de zaal was schoongemaakt brachten we de versiering aan.
- werven
- Tijdens de ledenwerfactie was het de bedoeling dat ieder lid van de vereniging minstens één nieuw lid aanbracht.
Vertalingen
1. brengen naar
2. toevoegen, invoegen
Gangbaarheid
- Het woord aanbrengen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'aanbrengen' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.