installateur
Nederlands
Woordafbreking
- in·stal·la·teur
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van installeren met het achtervoegsel -ateur
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | installateur | installateurs |
verkleinwoord | installateurtje | installateurtjes |
Zelfstandig naamwoord
installateur m [1]
- (elektrotechniek) (techniek) (beroep) iemand die (elektrische) installaties installeert
Gangbaarheid
- Het woord installateur staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'installateur' herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.