dommerd
Nederlands
Woordafbreking
- dom·merd
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | dommerd | dommerds |
verkleinwoord | dommerdje | dommerdjes |
Zelfstandig naamwoord
dommerd m
- iemand die een beetje dom is (geweest)
- 'Lieverd, laten we het alsjeblieft, alsjeblieft, alsjeblieft weer goedmaken. Dit... ik bedoel... o, wat ben ik toch een dommerd geweest. Ik was gewoon fout!' [1]
- Ook datingsites worden in toenemende mate misbruikt. „Als je naar de slachtoffers kijkt, die vaak eenzaam en alleen zijn, zit daar misschien wel de meeste pijn. Hebzucht speelt bij die mensen geen rol, en dan is het wel hard om te zeggen: Wat ben je een dommerd dat je erin trapt”, stelt Van Eck. [2]
Gangbaarheid
- Het woord dommerd staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'dommerd' herkend door:
93 % | van de Nederlanders; |
86 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Het Parool THEODOR HOLMAN 29 AUGUSTUS 2014 Zwijgen is eigenlijk al gelijk geven
- Reformatorisch Dagblad Rob Siebelink 20-05-2015 Internetoplichter steeds vindingrijker
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.