bocht

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bocht
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘kromming’ voor het eerst aangetroffen in 1588 [1]
  • Naamwoord van handeling van buigen met het achtervoegsel -t [2] [1-2]
  • Van Middelnederlands becht, bacht drek. [3] [3]
1 & 2 enkelvoud meervoud
naamwoord bocht bochten
verkleinwoord bochtje bochtjes
3 enkelvoud meervoud
naamwoord bocht -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

bocht

  1. v/m van richting veranderende, gebogen weg of pad, kromming
    • Hij ging veel te snel door de bocht. 
  1. v/m een brede baai aan de kustlijn
    • De Australische Bocht. 
  1. o; drank of substantie van slechte kwaliteit
    • Dat brouwsel is echt bocht. 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
  • je in allerlei bochten wringen
op een erg ingewikkelde, moeilijke manier je doel bereiken
  • te kort door de bocht gaan
veel te snel en makkelijk tot een conclusie komen (die dan ook fout is)
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord bocht staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen


Iers

Uitspraak
  • IPA: /boxt/

Bijvoeglijk naamwoord

bocht

  1. arm
Verbuiging
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.