beton
![](../I/m/Beton_Compacton.jpg)
beton
Nederlands
Woordafbreking
- be·ton
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘bouwmateriaal’ voor het eerst aangetroffen in 1847 [1]
- Van het Franse béton, van het Latijnse 'bitumen'
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | beton | - |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
beton o
- Het maken van beton kost veel energie maar omdat beton lang kan meegaan is het vaak toch een duurzaam bouwmateriaal.
Hyponiemen
- cellenbeton, gasbeton, spuitbeton, staalbeton, transportbeton
Afgeleide begrippen
- betonbaron, betonblok, betongrijs, betonmolen, betonplaat, betonpomp, betonrot, betonschaar
Vertalingen
1. bouwmateriaal dat meestal bestaat uit cement, grind en zand
Werkwoord
vervoeging van |
---|
betonnen |
beton
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van betonnen
- Ik beton.
- gebiedende wijs van betonnen
- Beton!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van betonnen
- Beton je?
Gangbaarheid
- Het woord beton staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'beton' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
Indonesisch
Woordherkomst en -opbouw
- Ontleend aan het Nederlandse beton.
Papiamento
Tsjechisch
Uitspraak
- IPA: /bɛtɔn/
Woordafbreking
- be·ton
Afgeleide begrippen
- betonovat
- betonový
- pěnobeton m
- plynobeton m
- pórobeton m
- železobeton m
Verwante begrippen
- betonárna v
- betonárka v
- betonáž
- zabetonovat
Typische woordcombinaties
- na beton
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.