bestek

[1] Bestek.

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·stek
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘plan’ voor het eerst aangetroffen in 1514 [1]
  • [2] [3]
enkelvoud meervoud
naamwoord bestek bestekken
verkleinwoord bestekje bestekjes

Zelfstandig naamwoord

bestek o

  1. (huishouden) gerei waarmee het eten aan tafel behandeld wordt
    • Als je soep eet heb je alleen een lepel nodig als bestek. 
  1. (bouwkunde) een zeer gedetailleerd omschreven bouwplan inclusief de van toepassing zijnde administratieve, juridische en technische bepalingen, materialen en uitvoeringsvoorwaarden.
    • Het bestek was gelukkig op tijd klaar zodat men direct kon beginnen met bouwen. 
  1. (scheepvaart) bepaling van de geografische plaats van een schip op zee
    • De stuurman hield nauwkeurig het bestek bij. 
  1. begrensde ruimte
Synoniemen
Hyponiemen
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord bestek staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.