omvang

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • om·vang
enkelvoud meervoud
naamwoord omvang omvangen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

omvang m

  1. omtrek, dikte
  2. grootte
  3. uitgestrektheid
  4. (muziek) de tonen die een stem of instrument kan voortbrengen, toonomvang
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord omvang staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Werkwoord

vervoeging van
omvangen

omvang

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van omvangen
    • Ik omvang. 
  2. gebiedende wijs van omvangen
    • Omvang! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van omvangen
    • Omvang je? 
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.