bakken
Nederlands
naamwoord van handeling | |
---|---|
zelfstandig | bijvoeglijk |
bakken | bakkend |
gebak | gebakken |
baksel | |
bakker |
Woordafbreking
- bak·ken
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘braden’ voor het eerst aangetroffen in 1276 [1]
- Middelnederlands Ontstaan door het samenvallen van de twee werkwoorden baken en backen. Uiteindelijk te herleiden tot Proto-Indo-Europees *bheh3g-.[2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
bakken /'bɑ.kə(n)/ |
bakte /'bɑk.tə/ |
gebakken /ɣə.'bɑ.kə(n)/ |
zwak -t
gemengd |
volledig |
Werkwoord
bakken
- overgankelijk, (kookkunst) voedsel bij hoge temperatuur in een oven of pan verhitten, meestal met wat olie of boter
- Oliebollen bakken hoort echt bij oudejaarsavond.
- klei of aarde sterk verhitten om er stenen voorwerpen van te maken
- Hij bakte potten.
Hyponiemen
|
Afgeleide begrippen
|
Uitdrukkingen en gezegden
- Er niets van bakken
Ergens totaal niet in slagen
- Het al te bruin bakken
te erg maken
- Hij is bakkeran of hij is bak an
- Iemand een kool stoven ( of bakken)
- Iemand een poets bakken
een grap met iemand uithalen
- Iemand een poets spelen ( of bakken)
- Iemand iets bakken
- Met de gebakken peren (blijven) zitten
voor de moeilijkheden opdraaien
- Zoete broodjes bakken
poeslief/erg vriendelijk zijn
Vertalingen
1. voedsel bij hoge temperatuur in een oven of pan verhitten, meestal met wat olie of boter.
Verwijzingen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
bakken |
bakte |
gebakt |
zwak -t | volledig |
Gangbaarheid
- Het woord bakken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'bakken' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
Deens
Woordafbreking
- bak·ken
Naar frequentie | 4370 |
---|
Noors
Woordafbreking
- bak·ken
Naar frequentie | 1394 |
---|
Zelfstandig naamwoord
bakken, m
- bepaalde vorm nominatief enkelvoud van bakk
Nynorsk
Woordafbreking
- bak·ken
Zelfstandig naamwoord
bakken, m
- bepaalde vorm nominatief enkelvoud van bakk
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.