gebak
Nederlands
Woordafbreking
- ge·bak
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘taart’ voor het eerst aangetroffen in 1778 [1]
- Naamwoord van handeling van bakken met het voorvoegsel ge-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | gebak | - |
verkleinwoord | gebakje | gebakjes |
Zelfstandig naamwoord
gebak o
Hyponiemen
- amandelgebak, appelgebak, mousselinegebak, schuimgebak, zandgebak
Vertalingen
1. meestal zoet, gebakken voedsel specifiek gemaakt om van te genieten
Gangbaarheid
- Het woord gebak staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'gebak' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.