aanvaarden
Nederlands
Woordafbreking
- aan·vaar·den
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘beginnen’ voor het eerst aangetroffen in 1240 [1]
- samenstelling van aan en vaarden [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
aanvaarden |
aanvaardde |
aanvaard |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
aanvaarden
- overgankelijk beginnen, ondernemen
- De rustige man had geen behoefte om weer een nieuwe reis te aanvaarden.
- overgankelijk in bezit ontvangen, aannemen
- De leraar aanvaardt het cadeau dat de leerlingen hem wilden geven.
- overgankelijk te dulden achten, aanvaardbaar achten
- Na een lange periode van verzet aanvaardde ze het verlies van haar kind.
- Dit onrecht is moeilijk te aanvaarden.
- overgankelijk op zich nemen
- Hij aanvaardde de functie van burgemeester.
Synoniemen
- [1] accepteren, beginnen, ondernemen
- [2] aannemen
- [3] dulden, slikken
Afgeleide begrippen
- [4] ambsaanvaarding
Vertalingen
1. accepteren
Gangbaarheid
- Het woord aanvaarden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'aanvaarden' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.