aanvaarden

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aan·vaar·den
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
aanvaarden
aanvaardde
aanvaard
zwak -d volledig

Werkwoord

aanvaarden

  1. overgankelijk beginnen, ondernemen
    • De rustige man had geen behoefte om weer een nieuwe reis te aanvaarden. 
  1. overgankelijk in bezit ontvangen, aannemen
    • De leraar aanvaardt het cadeau dat de leerlingen hem wilden geven. 
  1. overgankelijk te dulden achten, aanvaardbaar achten
    • Na een lange periode van verzet aanvaardde ze het verlies van haar kind. 
    • Dit onrecht is moeilijk te aanvaarden. 
  1. overgankelijk op zich nemen
Synoniemen
Afgeleide begrippen
  • [4] ambsaanvaarding
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord aanvaarden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.