beginnen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  beginnen    (hulp, bestand)
  • IPA: /bəˈɣɪnə(n)/
Woordafbreking
  • be·gin·nen
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘aanvangen’ voor het eerst aangetroffen in 901 [1]
  • afgeleid van ginnan ('aanvangen') met het voorvoegsel be- [2]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
beginnen
begon
begonnen
klasse 3 volledig

Werkwoord

beginnen

  1. inergatief ~ met: voor het eerst gaan doen
    • Ik wilde met het werk beginnen, maar moest eerst de juiste spullen halen. 
  1. overgankelijk initiëren
    • Dit project werd begonnen in 2007. 
  1. starten
Vaste voorzetsels
  • [1]: beginnen met
als eerste doen indien er iets anders volgt
  • [2]: beginnen aan
gaan werken aan
Synoniemen
Antoniemen
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Typische woordcombinaties
  • beginnen te ...
Vertalingen

Zelfstandig naamwoord

beginnen mv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord begin

Gangbaarheid

  • Het woord beginnen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.