ontvangen
Nederlands
naamwoord van handeling | |
---|---|
zelfstandig | bijvoeglijk |
ontvangen | ontvangend |
ontvangst | ontvangen |
ontvangenis | ontvankelijk |
Uitspraak
- Geluid: ontvangen (hulp, bestand)
- IPA:
- (Noord-Nederland): /ɔntfɑŋə(n)/
- (Vlaanderen, Brabant): /ɔntfɑŋə(n)/
- (Limburg): /ɔndˈvaŋ(g)ə(n)/
Woordafbreking
- ont·van·gen
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
ontvangen /ɔntvɑŋə(n)/ |
ontving /ɔntvɪŋ/ |
ontvangen /ɔntvɑŋə(n)/ |
klasse 7 | volledig |
Werkwoord
ontvangen
- overgankelijk het verkrijgen van zaken zoals loon en berichten
- Hij ontving zijn salaris niet op tijd.
- overgankelijk het op bezoek krijgen van gasten
- Wij werden er als vorsten ontvangen.
Hyponiemen
- terugontvangen
Afgeleide begrippen
|
Vertalingen
1. het verkrijgen van zaken zoals loon en berichten
|
|
2. het op bezoek krijgen van gasten
naamwoord | |
---|---|
onverbogen | ontvangen |
verbogen | ontvangene |
Bijvoeglijk naamwoord
vervoeging van |
---|
ontvangen |
ontvangen
- voltooid deelwoord van ontvangen
- Het ontvangen geld is niet genoeg.
- Het ontvangene is niet genoeg. (zelden zelfstandig gebruikt)
Gangbaarheid
- Het woord ontvangen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'ontvangen' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.