aanpassen
Nederlands
Woordafbreking
- aan·pas·sen
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van aan vz en passen ww
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
aanpassen /ˈanˌpɑsə(n)/ |
paste aan /ˌpɑstə ˈan/ |
aangepast /ˈaŋɣəˌpɑst/ |
zwak -t | volledig |
Werkwoord
aanpassen
- overgankelijk aansluiten, voegen naar, bruikbaar maken, passend maken
- Nadat de ingang was aangepast konden ook mensen in een rolstoel naar binnen.
- De jonge vrouw moest haar leven helemaal aanpassen nadat ze invalide was geworden.
- Diersoorten die zich goed kunnen aanpassen aan de veranderende leefomstandigheden zullen overleven de anderen sterven uit.
- overgankelijk aantrekken om te passen
- Ik moet de jurk eerst aanpassen, want ik kan zo niet goed zien of die staat.
Vertalingen
1. aansluiten, voegen naar, bruikbaar maken
2. aantrekken om te passen
Gangbaarheid
- Het woord aanpassen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'aanpassen' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.