aanpassen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  aanpassen    (hulp, bestand)
  • IPA: /'amˌpɑsə(n)/: /ˈaːmˌpɑsə(n)/
Woordafbreking
  • aan·pas·sen
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
aanpassen
/ˈanˌpɑsə(n)/
paste aan
/ˌpɑstə ˈan/
aangepast
/ˈaŋɣəˌpɑst/
zwak -t volledig

Werkwoord

aanpassen

  1. overgankelijk aansluiten, voegen naar, bruikbaar maken, passend maken
    • Nadat de ingang was aangepast konden ook mensen in een rolstoel naar binnen. 
    • De jonge vrouw moest haar leven helemaal aanpassen nadat ze invalide was geworden. 
  1. overgankelijk aantrekken om te passen
    • Ik moet de jurk eerst aanpassen, want ik kan zo niet goed zien of die staat. 
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord aanpassen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.