aansluiten

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  aansluiten    (hulp, bestand)
  • IPA: /'anˌslœytə(n)/
Woordafbreking
  • aan·slui·ten
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
aansluiten
sloot aan
aangesloten
klasse 2 volledig

Werkwoord

(scheidbaar)
aansluiten

  1. ergatief op elkaar volgen
    • De trein en de bus sloten goed op elkaar aan. 
  1. overgankelijk een verbinding tot stand brengen
    • Hij sloot zijn nieuwe computer aan op het netwerk. 
  1. passend maken
    • Die tafel sluit niet goed aan bij het aanrecht. 
  1. wederkerend zich ~: bij een groep of organisatie gaan behoren
    • Hij sloot zich aan bij de nieuwe politieke partij. 
  1. wederkerend zich ~: bevestigen wat een eerdere spreker gezegd heeft
    • Mag ik mij daarbij aansluiten? 
Afgeleide begrippen
Spreekwoorden
  • aangesloten zijn: telefoon hebben
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord aansluiten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.