aansluiten
Nederlands
Woordafbreking
- aan·slui·ten
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van aan vz en sluiten ww
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
aansluiten |
sloot aan |
aangesloten |
klasse 2 | volledig |
Werkwoord
(scheidbaar)
aansluiten
- ergatief op elkaar volgen
- De trein en de bus sloten goed op elkaar aan.
- overgankelijk een verbinding tot stand brengen
- Hij sloot zijn nieuwe computer aan op het netwerk.
- passend maken
- Die tafel sluit niet goed aan bij het aanrecht.
- wederkerend zich ~: bij een groep of organisatie gaan behoren
- Hij sloot zich aan bij de nieuwe politieke partij.
- wederkerend zich ~: bevestigen wat een eerdere spreker gezegd heeft
- Mag ik mij daarbij aansluiten?
Afgeleide begrippen
|
Spreekwoorden
- aangesloten zijn: telefoon hebben
Vertalingen
1. op elkaar volgen
|
2. een verbinding tot stand brengen
4. bij een groep of organisatie gaan behoren
Gangbaarheid
- Het woord aansluiten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'aansluiten' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.