Nikolaj Rjorich

Nikolaj Konstantinovitsj Rjorich (Russisch: Николай Константинович Рёрих), ook wel Nicholas Roerich of Nikolai Rerikh (Sint-Petersburg, 9 oktober 1874 - Punjab, 13 december 1947) was een Russisch kunstschilder, filosoof, archeoloog, schrijver en reiziger.

Nikolaj Rjorich
Nikolaj Rjorich (omstreeks 1940 - 1947)
Persoonsgegevens
Volledige naamNikolaj Konstantinovich Rjorich
GeborenSint-Petersburg, 9 oktober 1874
OverledenPunjab, 13 december 1947
GeboortelandRusland
Beroep(en)Kunstschilder
Filosoof
Archeoloog
Schrijver
Reiziger
RKD-profiel
Website
Portaal    Kunst & Cultuur

Rjorich schilderde meer dan 7000 schilderijen; deze worden in de 21e eeuw in bekende musea over de gehele wereld tentoongesteld. Hij schreef verder nog 30 literaire werken. Nikolaj Rjorich voerde in zijn tijd internationaal de beweging voor cultuurbescherming aan en is bedenker en schrijver van het Rjorich-pact, een initiatief voor de bescherming van artistieke en academische instituties en historische vindplaatsen. Nikolaj Rjorich ontving in 1929 een nominatie voor de Nobelprijs.

Familie, kinderjaren en studie

De naam Roerich stamt oorspronkelijk uit het oud-Scandinavisch en betekent roemrijk. Leden van de Rjorich-familie bezaten sinds de tijd van Peter de Grote prominente militaire en bestuurlijke posten en de vader van Nikolaj, Konstantin Fedorovich, was een bekend notaris. Zijn moeder Maria Vasil'evna Kalashnikova, stamde uit een handelsfamilie.

Al vanaf zijn jeugd werd Nikolaj aangetrokken door schilderijen, archeologie, geschiedenis en oriëntaalse kunst. Nadat hij het Karl May Gymnasium afsloot in 1893, volgde hij twee opleidingen naast elkaar: de studie Rechtsgeleerdheid aan de Universiteit van Sint-Petersburg waarvoor hij slaagde in 1898 en de Keizerlijke Kunstacademie, waarvoor hij in 1897 slaagde. Het schilderij dat zijn afstudeerwerk betekende, De boodschapper, werd gekocht door de bekende handelaar in Russische kunst Pavel Tretjakov.

Vanaf 1895 studeerde hij in het atelier van Archip Koeindzji. In die tijd onderhield hij contact met verschillende bekende namen in de kunstwereld van die tijd, zoals Vladimir Stassov, Ilja Repin, Nikolaj Rimski-Korsakov en Serge Diaghilev. Al tijdens zijn studie werd Rjorich lid van het Russisch Archeologisch Genootschap. Hij voerde verschillende opgravingen uit in Sint-Petersburg, Pskov, Veliki Novgorod, Tver, Jaroslavl en in de Oblast Smolensk. Samen met prins Poetjatin ontdekte hij vanaf 1904 verschillende neolithische vindplaatsen in de buurt van Valday. De neolithische vondsten van Rjorich brachten toen veel sensatie in Rusland en West-Europa.

Artiest

Schilder en archeoloog

Nikolaj, Helena, Joeri & Svetoslav

In zijn beginperiode schilderde Rjorich veelal in oudere schildergenres en maakte hij onder meer de volgende doeken: Vergadering van de ouden (1898), Weeklachten van Jaroslavs dochter (1893), Begin van Rusland - De Slaven (1896) en Idolen (1901). Het pionierswerk en een eigen stijl kwamen in deze werken tot uitdrukking, met een brede aanpak van compositie, heldere lijnen, laconisme, kleurzuiverheid en eenvoud. Op 24-jarige leeftijd, rond 1898, werd Nikolaj Rjorich assistent-redacteur van het kunsttijdschrift Isskoestvo i choedozjestvennaja promisjlennost (De kunst en kunstindustrie) en rond dezelfde tijd directeur-assistent van het Keizerlijk Kunstaanmoediging Genootschap Museum. Drie jaar later werd hij secretaris van dit genootschap.

In 1899 ontmoette hij zijn latere vrouw, de schrijfster Helena Ivanovna Shaposhnikova. Samen hadden ze twee kinderen: de tibetoloog Joeri Rjorich en de kunstschilder Svetoslav Rjorich.

Nikolaj Rjorich schilderde, vooral met schildersezel en palet, monumentale schilderingen als fresco's en mozaïeken en ook aan theaterdecors. Zo maakte hij werk voor SneeuwmeisjePer Gunt, Prinses Malen en Walküre.

Van 1903-1904 maakten Nikolaj Rjorich en zijn vrouw Helena een reis langs meer dan veertig oude Russische steden die bekend stonden om hun oude monumenten. Het doel van deze Reis door oude tijden was de studie van de wortels van de Russische cultuur. De reis bracht niet alleen een serie van in totaal negentig schetsen voort, maar ook archeologische artikelen die van grote waarde waren op het gebied van oude Russische architectuur en icoonschilderingen.

Filosoof

Net als op veel andere Russen waren een aantal 19e-eeuwse grote Russische filosofen van grote invloed op het leven en werk van Rjorich. Onder meer Vladimir Solovjov, Sergej Troebetskoj, Vasili Rozanov, Pavel Florenski, Sergej Boelgakov en Nikolaj Berdjajev brachten in de Russische cultuur van die tijd een diep filosofische gedachte, gekenmerkt door een zoektocht naar de zin van het leven en ethische idealen. Hierbij waren ook oosterse culturen van bijzonder belang voor Russische intellectuelen; ook Rjorich bestudeerde in zijn zoektocht naar universele waarden naast Russische filosofie ook Oosterse filosofie, zoals het werk van de grote Indiase denkers Ramakrishna, Vivekananda en Rabindranath Tagore.

Opkomst als kunstenaar

Gasten van overzee, 1901
Varjagen in Rusland

Van 1906 tot 1918 was Nikolaj Rjorich directeur van de School van het Keizerlijk Kunstaanmoedigings Genootschap en in dezelfde tijd was hij docent. In deze tijd werd zijn kunst tentoongesteld in verschillende buitenlandse steden, waaronder Parijs, Venetië, Berlijn, Rome, Brussel en Wenen. Het Museo Nazionale Romano, het Louvre en andere Europese musea kochten zijn werk.

De kennismaking met het oosterse filosofische gedachtegoed is terug te vinden in het artistieke werk van Rjorich. Aanvankelijk weerspiegelden zijn belangrijkste schilderingen eerder niet-religieuze motieven met betrekking tot Rusland en volkse heldendichten, zoals de kleurrijke werken Zij bouwden een stad, Voorteken en Gasten van overzee.

Al vanaf 1905 vertoonden veel van zijn doeken en literaire werken Indische invloed, zoals Laksjmi, Indiaas pad, Krisjna en Indiase dromen. Als kunstenaar zocht Rjorich naar de overeenkomstige oorsprong van de Russische en Indiase cultuur.

In 1909 werd Rjorich gekozen tot lid van de Russische Academie en van de Academie van Reims in Frankrijk. In 1910 kreeg hij de leiding van het artistiek genootschap Wereld van de kunst, waarvan onder meer Alexandre Benois, Léon Bakst, Igor Grabar, Valentin Serov, Koezma Petrov-Vodkin, Boris Koestodiev, Anna Ostroumova-Lebedeva, Ivan Bilibin en Zinaida Serebriakova lid waren.

Vanwege longproblemen verhuisde hij in 1916 met zijn gezin naar Serdobol aan het Ladogameer, dat toen nog deel uitmaakte van Finland. De korte afstand naar Sint-Petersburg stelde hem in staat deel te nemen aan de activiteiten van de School van het Keizerlijk Kunstaanmoedigings Genootschap.

Exposities en wereldreizen sinds de februarirevolutie

Nicholas Roerich, 1916

Net na de februarirevolutie in maart 1917 nodigde Maksim Gorki, schrijver en latere protegé van Jozef Stalin, een groep schrijvers, schilders en acteurs uit in zijn appartement, onder wie Nikolaj Rjorich, Alexandre Benois, Ivan Bilibin, Mstislav Dobuzhinsky, Koezma Petrov-Vodkin, Vladimir Shchuko en Fjodor Sjaljapin. Tijdens deze bijeenkomst richtten ze een comité voor kunstzaken op met Gorki als voorzitter en Benois en Rjorich als vicevoorzitters. Het comité onderzocht de kwesties van kunstontwikkeling in Rusland en de bescherming van oude relikwieën en monumenten

Europa en de VS

In 1913 ontwierp Rjorich voor Serge Diaghilevs Ballets Russes de decors en kostuums voor het ballet Le Sacre du printemps van componist Igor Stravinsky en choreograaf Vaslav Nijinsky, dat op 29 mei 1913 in het Théâtre des Champs-Élysées te Parijs een tumultueuze première beleefde.

Na de revolutie sloot het onafhankelijk geworden Finland de grenzen met Rusland en Rjorich en zijn gezin werden van het moederland afgesloten. In 1919 ontving hij een uitnodiging van Zweden en reisde hij vervolgens met exposities door de Scandinavische landen.

In de herfst van datzelfde jaar ging hij op uitnodiging van Diaghilev naar Londen. Hier ontwierp hij decors voor opera's van Modest Moessorgski en Aleksander Borodin

In 1920 ontving Rjorich een uitnodiging van de directeur van het Chicago Institute of Arts voor een grote expositietour langs dertig steden in de Verenigde Staten met 115 schilderijen. In de tussentijd maakte hij hier onder meer de series Sancta, New Mexico, Oceaansuite en Dromen van wijsheid. In november 1923 werd het Nikolaj Rjorich Museum geopend in New York.

Centraal-Azië

Door de verkoop van schilderijen, de opbrengsten van theaterwerk, publicatie van talrijke artikelen en de winst van de activiteiten van Amerikaanse culturele en verlichtingsorganisaties ging het Rjorich financieel voor de wind. Deze opbrengsten stelden hem in staat in 1923 een wetenschappelijke expeditie naar Centraal-Azië te ondernemen.

Op 2 december 1923 kwamen hij en zijn familie aan in India. Dit gebied had niet alleen aantrekkingskracht voor hem als schilder, maar ook als wetenschapper die geïnteresseerd was in een aantal problemen die gerelateerd waren aan oude volksverhuizingen over de wereld en in de zoektocht naar overeenkomsten tussen Slavische en Indiase culturen.

Van 1924 tot 1928 reisde hij over moeilijk begaanbaar terrein door Sikkim, Kashmir, Ladakh, China (Sinkiang), Rusland (Moskou en Siberië), Altaj, Mongolië, Tibet en nog niet bestudeerde gebieden in de Trans-Himalaya. Zijn verwerkelijking van het streven van Nikolaj Przewalski en Pjotr Kozlov werd beschouwd als een triomf van Russische veldstudie in Centraal-Azië; in termen van de unieke reisbeschrijving en de verzamelde materialen staat het bekend als een belangrijke expeditie van de 20e eeuw.

Naar aanleiding van de reis werd er archeologisch en etnografisch onderzoek uitgevoerd, kwamen tientallen nieuwe bergpieken en passen op de kaart, werden zeldzame manuscripten gevonden, taalkundige en folkloristische werken verzameld en beschrijvingen gemaakt van lokale gebruiken. Tijdens de expeditie schreef hij Hart van Azië en Altai Himalaya en schilderde hij rond vijfhonderd schilderijen.

Instituut van Himalajastudies Urusvati

Instituut van Himalayastudies Urusvati

Na het einde van zijn expeditie in juli 1928 richtte Rjorich in de Kulluvallei in de Himachal Pradesh het Instituut van Himalayastudies Urusvati op, met als doel het verzamelde materiaal te classificeren en te behandelen. Urusvati is Sanskriet voor Licht van de Morgenster. In deze vallei leefde Rjorich de laatste jaren van zijn leven. Directeur van het instituut werd zijn zoon Joeri. In het instituut bevonden zich medische, zoölogische, botanische, biochemische en andere laboratoria. Veel werk werd besteed aan taalkunde en Oosterse filologie, waarbij oude bronnen werden vertaald in Europese talen en halfvergeten dialecten werden bestudeerd.

Het instituut werd bezocht door specialisten en vrijwilligers die de botanische en zoölogische collecties bestudeerden. Tientallen wetenschappelijke instituten uit Azië, Europa en Amerika werkten samen en materiaal uit het instituut kwam terecht in de Universiteit van Michigan, de New York Botanical Garden, Universiteit van Punjab, het Muséum national d'histoire naturelle in Parijs, de Harvard-universiteit en de botanische tuin van de USSR Academie van Wetenschappen.

Mantsjoerische expeditie

Van 1934 tot 1935 leidde Nikolaj Rjorich een expeditie door Binnen-Mongolië, Mantsjoerije en China, die georganiseerd werd door het Amerikaanse Ministerie van Landbouw. De expeditie had als doel zaden van planten te verzamelen, om te voorkomen dat ze onder zandlagen kwamen te liggen als gevolg van ecologische kaalslag en verwoestijning door houtkap.

De expeditie bestond uit twee delen. De eerste route in 1934 ging over de bergrug van de Grote Sjingan en het Bargin-plateau. De tweede was in 1935 door de Gobi- en Ordoswoestijn en Alashan. Deze routes liepen door tegenwoordig Binnen-Mongolië. Tijdens de reis werden 300 rassen xerofyten gevonden, werden kruiden verzameld, archeologische studie verricht en belangrijke antieke manuscripten gevonden.

Rjorich-pact en het Vredesvaandel

Ondertekening van het Rjorich-pact, met president Franklin Delano Roosevelt in het midden

In zijn filosofische en artistieke essays ontwikkelde Rjorich een eigen concept van cultuur, gebaseerd op de ideeën van de agni yoga, ook wel Levende Ethiek genoemd. Cultuur, volgens Nikolaj Rjorich, is nauw verwant aan problemen van de kosmische evolutie van de mensheid en is gebaseerd op schoonheid en kennis. Zijn vrouw Helena schreef en Nikolaj schilderde de ideeën van de Levende Ethiek.

In 1929 stelde Rjorich samen met een doctor in internationaal recht van de Universiteit van Parijs, George Chklaver, een verdragsontwerp op dat was gewijd aan de bescherming van culturele waarden, het Rjorich-pact. Ze ontwierpen in lijn met het pact een symbool voor de identificatie van beschermde objecten: een Vaandel van Vrede: een witte baan met drie rode bollen in een rode cirkel. Het teken symboliseerde een eenheid van verleden, heden en toekomst in een ring van eeuwigheid. In 1929 werd Nikolaj Rjorich genomineerd voor de Nobelprijs voor zijn internationale culturele inzet en zijn initiatief tot het Rjorichpact.

In 1930 werden de tekst van het pact en de begeleidende oproep van Rjorich gestuurd aan regeringen, media en overheids-, wetenschappelijke, artistieke en educatieve instituties in de gehele wereld.

Rjorich hechtte er waarde aan dat het niet alleen voor overheidsorganen bestemd was, maar ook voor onderwijswetten en -programma's. Het pact werd door grote namen verwelkomd, onder wie Romain Rolland, Rabindranath Tagore, Albert Einstein, Thomas Mann en Herbert George Wells.

Het Rjorich-pact werd getekend in het Witte Huis in Washington D.C. op 15 april 1935, door onder anderen president Franklin Delano Roosevelt. In eerste instantie werd het pact geratificeerd door tien landen op het Amerikaanse continent in de Pan-Amerikaanse Unie en later door nog eens vijftien landen.

Verder werd het ondertekend door het Comité voor Museumzaken van de Volkenbond en in 1949 werd het aangenomen tijdens de vierde sessie van de algemene vergadering van de UNESCO, als uitgangspunt voor conferenties ter bescherming van cultureel erfgoed in gewapende conflicten. In 1954 vormde het Rjorich-pact de basis voor de Haagse Conventie voor de Bescherming van Cultuurgoed bij gewapende Conflicten. Rjorich wijdde het schilderij Madonna Oriflamma aan het pact.

Tweede Wereldoorlog

Jawaharlal Nehru, Indira Gandhi, Nikolaj Rjorich, Mohammad Yunus

Terwijl Rjorich in India was, benutte hij in de eerste jaren van de Tweede Wereldoorlog alle kansen de Sovjet-Unie te helpen. Samen met zijn zoon Svetoslav organiseerde hij exposities en schilderijverkopen en schonk hij de opbrengst aan de Sovjetfondsen van het Russische Rode Kruis en het Rode Leger. Hij publiceerde artikelen in de pers en sprak op de radio om zijn steun aan de Sovjetbevolking uit te spreken.

In deze jaren keerde de schilder terug naar zijn vaderland als onderwerp in zijn creatieve werken. Hij schilderde Prins Igor Campagne, Alexander Nevsky, Partisanen, Overwinning, Helden zijn ontwaakt en andere schilderijen, waarin hij beelden gebruikte van de geschiedenis van Rusland en hij de overwinning voorspelde van het Russische volk tegen het fascisme. Zijn boek Dagboekbladzijden kent veel pagina's die gewijd zijn aan de oorlog en de verrichtingen van het Sovjetvolk.

In 1942, voor de Slag om Stalingrad, ontving Rjorich thuis in Kullu de Indiase vrijheidsstrijders en latere premiers Jawaharlal Nehru en diens dochter Indira Gandhi. Samen bediscussieerden ze het lot van de nieuwe wereld waarin de langverwachte vrijheid van de tot slaaf gemaakte volken zouden triomferen. Dit had betrekking op zowel de Sovjet-Unie als Brits-Indië. Rjorich schreef hierover: "het is de tijd om te denken over bruikbare en creatieve samenwerking."

Bij het optrekken van de fascistische troepen verzocht Rjorich zijn medewerkers het gezamenlijke doel van de Sovjet-Unie en de Verenigde Staten te ondersteunen. In 1942 werd het Amerikaans-Russische Genootschap opgericht in New York, met als actiefste deelnemers Ernest Hemingway, Rockwell Kent, Charlie Chaplin, Emil Cooper, Serge Koussevitzky, P. Heddas en V. Tereshchenko.

Laatste jaren

Rjorich werd tot erelid benoemd van meer dan honderd instituten, universiteiten, wetenschappelijke samenwerkingsverbanden en culturele instituten over de gehele wereld.

Rjorich bleef in India werken aan series over de Himalaya met in totaal meer dan tweeduizend schilderijen. In India ontwierp hij onder meer de volgende series: Shambala, Dzjengis Khan, Kuluta, Kullu, Heilige bergen, Tibet en Ashrams. Kunsttentoonstellingen werden gehouden in verschillende Indiase steden en trokken veel mensen aan.

Nikolaj Rjorich bleef altijd patriot en Rus in de zin dat hij slechts één, Russisch, paspoort had en gaf nooit de gedachte op dat hij ooit terug zou keren naar zijn vaderland. Na de Tweede Wereldoorlog vroeg hij een visum aan voor de Sovjet-Unie en overleed hij op 13 december 1947 zonder te weten dat dit visum hem was geweigerd.

In de Kulluvallei, op de plaats van zijn crematie, werd een rechthoekige steen geplaatst waarin de volgende inscriptie is gekerfd:

Hier op 15 december 1947, werd het lichaam van Maharishi Nikolaj Rjorich - een groot Russisch vriend van India - toevertrouwd aan het vuur.
Laat er vrede zijn.

Internationaal Centrum van de Rjorichs

Internationaal Centrum van de Rjorichs

In 1990 liet de jongste zoon, Svetoslav, de wens van zijn vader in vervulling gaan door een deel van diens nalatenschap over te brengen naar Russisch bodem en richtte hij de Sovjet Rjorich Stichting op die later werd omgedoopt in Internationaal Centrum van de Rjorichs. Met hulp van wetenschappers van de Russische Academie van Natuurwetenschappen werden meer dan 400 schilderijen, archieven, de bibliotheek en antiquiteiten van de familie geïmporteerd naar het moederland.

Op 12 februari 1993 werd de eerste expositie in het Nikolaj Rjorich Museum gehouden.

Onderscheidingen

Zie de categorie Nikolaj Rjorich van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.
This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.