Klasse van de doornstruwelen

De klasse van de doornstruwelen (Rhamno-Prunetea) is een klasse van plantengemeenschappen die voorkomen op droge, neutrale tot basische bodems en die gekenmerkt worden door (al dan niet) doornige struiken, zoals eenstijlige meidoorn, sleedoorn en hondsroos.

Klasse van de doornstruwelen
Doornstruweel met hondsroos
Syntaxonomische indeling
Klasse
Rhamno-Prunetea
Rivas Goday & Borja, 1961

De klasse telt één onderliggende orde.

Naamgeving, etymologie en codering

  • Synoniem: Crataego monogynae-Prunetea spinosae Tüxen 1962, Rhamno-Prunetea Rivas Goday & Borja ex Tüxen 1962, Sambucetea Doing 1962, Salici-Sambucetea Oberd. in Oberd., Görs, Korneck, W. Lohmeyer, Th.Müll., G.Phil. & P.Seibert 1967, Franguletea Doing ex V. Westh. in V.Westh. & den Held 1969
  • Duits: Schlehen- und Traubenholunder-Gebüsche
  • Engels: Deciduous shrubby mesophytic and xerophytic mantle and seral communities
  • Syntaxoncode (Nederland): 37

De naam Rhamno-Prunetea is afgeleid van de wetenschappelijke namen van twee kensoorten van deze klasse, de wegedoorn (Rhamnus cathartica) en de sleedoorn (Prunus spinosa).

Kenmerken

Ecologie

De klasse van de doornstruwelen omvat plantengemeenschappen van matig natte tot droge, matig tot zeer voedselrijke standplaatsen op een neutrale tot basische bodem.

Doornstruwelen komen van nature voor als mantels van verschillende types bossen, en binnen deze bossen als tijdelijk stadium op kapvlaktes, als opvolger van vegetaties van de klasse van de kapvlaktengemeenschappen. Verder vindt men ze vooral in niet al te natte duinen en op rotsen. De meeste doornstruwelen in Nederland en België zijn echter oorspronkelijk aangeplant in de vorm van houtwallen en heggen rond begraasde weilanden.

Structuur

Deze klasse wordt in de Lage Landen gekenmerkt door een dichte struiklaag, met verschillende al dan niet doornige struiken. De meest voorkomende zijn eenstijlige meidoorn, sleedoorn, gewone vlier, hondsroos, rode kornoelje en wilde kardinaalsmuts, veel minder algemeen zijn de wegedoorn, wilde liguster en egelantier.

In de struiken zijn dikwijls lianen te vinden, zoals de bosrank en de heggenrank. Zeldzamer zijn de hop, rode kamperfoelie en besanjelier.

In de ondergroei zijn veel soorten gemeenschappelijk te vinden met de klasse van de nitrofiele zomen (Galio-Urticetea), zoals de grote brandnetel, kleefkruid en hondsdraf.

Onderverdeling

De klasse van de doornstruwelen heeft als vertegenwoordigers in België en Nederland:

Soortensamenstelling

Gewone vlier
Rode kornoelje
Eenstijlige meidoorn
Hondsroos
Wilde kardinaalsmuts
Wegedoorn
Sleedoorn

Deze klasse heeft voor België en Nederland als belangrijkste ken- en begeleidende soorten:

KensoortDiff.soortPresentieNederlandse naamWetenschappelijke naamOpmerking
Boomlaag
-
Struiklaag
kK20>100%Gewone vlierSambucus nigra
kK20>100%Rode kornoeljeCornus sanguinea
kK10>100%Eenstijlige meidoornCrataegus monogyna
kK10>100%HondsroosRosa canina
kK0>70%Wilde kardinaalsmutsEuonymus europaeus
kK20>50%SleedoornPrunus spinosa
kK0>50%WegedoornRhamnus cathartica
kKHeggenroosRosa corymbifera
kKBeklierde heggenroosRosa tomentella
EgelantierRosa rubiginosa
Wilde ligusterLigustrum vulgare
Kruidlaag
kK0>80%BosrankClematis vitalba
kK0>50%HeggenrankBryonia dioica
kK0>10%KoebraamRubus ulmifolius
0>30%HopHumulus lupulus
BesanjelierCucubalus baccifer
Rode kamperfoelieLonicera xylosteum
Moslaag
-

Zie ook

This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.