Associatie van duindoorn en liguster
De associatie van duindoorn en liguster (Hippophao-Ligustretum), kortaf duindoorn-ligusterstruweel of duindoornstruweel, is een associatie uit de klasse van de doornstruwelen (Rhamno-Prunetea), een plantengemeenschap die voorkomt in matig kalkrijke duinen, en die gekenmerkt wordt door een laagblijvende, open tot dichte struiklaag met dominantie van wilde liguster, duindoorn en egelantier.
Associatie van duindoorn en liguster | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|
Associatie van duindoorn en liguster | ||||||
Syntaxonomische indeling | ||||||
| ||||||
Associatie | ||||||
Hippophao-Ligustretum Melzer 1941 emend. Haveman, Schaminée et Weeda, 1999 |
Deze associatie is in Nederland en Vlaanderen vrij algemeen in de kustduinen.
Naamgeving, etymologie en codering
- Syntaxoncode (Nederland): 37Ac02
- Corine-code: 16.251 Sea-buckthorn dune thickets p.p.; 16.252 Mixed dune thickets p.p.
- Natura 2000-code: 2160 Duinen met Hippophae rhamnoides
De naam Hippophao-Ligustretum is afgeleid van de wetenschappelijke naam van de dominante soorten van de associatie, de duindoorn (Hippophae rhamnoides) en de wilde liguster (Ligustrum vulgare).
Kenmerken
Ecologie
De associatie van duindoorn en liguster komt voor op matig tot kalkrijke, soms zelfs ontkalkte, droge tot vochtige zandbodems met een dunne A1-horizont. De standplaatsen zijn in de regel minder kalkrijk en minder humusrijk dan die van de verwante associatie van duindoorn en vlier.
Ontstaan en successie
De associatie van duindoorn en liguster ontwikkeld zich uit de zeereep-vegetaties van de helm-associatie, uit de pioniersgraslanden van de duinsterretjes-associatie of vanuit de duingraslanden van de duin-paardenbloem-associatie, en dat door onvoldoende begrazing van onder andere konijnen. Deze evolutie gaat meestal ten koste van de grote soortendiversiteit van deze graslanden.
Naarmate de bodem verder ontkalkt en verzuurd, worden de duindoorn-struwelen minder vitaal. Voor een goede werking van de stikstoffixatie in de wortelknolletjes van de duindoorn is immers een neutrale of licht basische bodem noodzakelijk. Op een verzuurde bodem verdwijnt de duindoorn ten voordele van een vegetatie van de wilgenroosjes-associatie.
Ook kan in matig ontkalkte binnenduinen door de geleidelijke toename van de humus in de bodem het duindoornstruweel evolueren naar een associatie van wegedoorn en eenstijlige meidoorn of naar een meidoorn-berkenbos.
Door een toename van de begrazing wordt het struweel teruggedrongen en kunnen terug duingraslanden van de duin-paardebloem-associatie ontstaan.
Structuur
De associatie van duindoorn en liguster vormt een open tot zeer dicht, tot twee meter hoog struweel, in de regel lager dan de verwante associatie van duindoorn en vlier. De struiklaag is goed ontwikkeld, de kruidlaag is zeer variabel, en dit zowel in bedekking als in soortendiversiteit, afhankelijk van de leeftijd en dichtheid van het struweel en het vochtgehalte van de bodem. Bomen ontbreken, en de moslaag is weinig soortenrijk.
Onderverdeling
In de associatie van duindoorn en liguster worden in België en Nederland twee sub-associaties onderscheiden, die wijzen op verschillen in het vochtgehalte van de bodem.
Sub-associatie typicum
De typische subassociatie zoals hieronder beschreven, die vooral voorkomt in jonge, open duindoornstruwelen. Syntaxoncode voor Nederland is 37Ac02a.
Sub-associatie eupatorietosum
Een subassociatie van struwelen op vochtige standplaatsen, met als differentiërende soort het koninginnekruid (Eupatorium cannabinum) maar ook met kale jonker, watermunt en gestreepte witbol. Syntaxoncode voor Nederland is 37Ac02b.
Soortensamenstelling
De associatie van duindoorn en liguster heeft geen specifieke kensoorten, maar wordt vooral gekenmerkt door de aanwezigheid en dominantie van de verbond-kensoorten wilde liguster, duindoorn en egelantier, en het voorkomen van asperge in de kruidlaag (enkel in Nederland). Ook de klasse-kensoorten eenstijlige meidoorn, gewone vlier en heggenrank zijn in deze associatie algemeen.
De associatie telt daarnaast een aantal ruigtesoorten als de dauwbraam, grote brandnetel, veldhondstong, bitterzoet en speerdistel en planten van de duingraslanden als het geel walstro, duinriet, veldbeemdgras, jacobskruiskruid en de welriekende salomonszegel. Het geel walstro en de zandzegge vinden in deze associatie hum optimum. In de randzones kunnen zich zoomelementen zoals ruig viooltje, glad parelzaad en donderkruid vestigen.
De voor Vlaanderen en Nederland belangrijkste soorten zijn:
Kensoort | Diff.soort | Presentie | Nederlandse naam | Wetenschappelijke naam | Opmerking |
---|---|---|---|---|---|
Boomlaag | |||||
- | |||||
Struiklaag | |||||
kV | >90% | Wilde liguster | Ligustrum vulgare | ||
kV | >80% | Duindoorn | Hippophae rhamnoides | ||
kV | >40% | Egelantier | Rosa rubiginosa | ||
kV | <10% | Zuurbes | Berberis vulgaris | ||
kK | >50% | Eenstijlige meidoorn | Crataegus monogyna | ||
kK | >30% | Gewone vlier | Sambucus nigra | ||
kK | >20% | Hondsroos | Rosa canina | ||
kK | >10% | Wilde kardinaalsmuts | Euonymus europaeus | ||
kK | >10% | Wegedoorn | Rhamnus cathartica | ||
>40% | Kruipwilg | Salix repens | |||
Kruidlaag | |||||
kV | >20% | Asperge | Asparagus officinalis | ||
kK | >30% | Heggenrank | Bryonia dioica | ||
>90% | Dauwbraam | Rubus caesius | |||
>60% | Duinriet | Calamagrostis epigejos | |||
>60% | Grote brandnetel | Urtica dioica | |||
>50% | Veldhondstong | Cynoglossum officinale | |||
>40% | Zandzegge | Carex arenaria | |||
>40% | Veldbeemdgras | Poa pratensis | |||
>40% | Wilde kamperfoelie | Lonicera periclymenum | |||
>40% | Rood zwenkgras | Festuca rubra | |||
>30% | Drienerfmuur | Moehringia trinervia | |||
>30% | Geel walstro | Galium verum | |||
>30% | Speerdistel | Cirsium vulgare | |||
>30% | Jacobskruiskruid | Jacobaea vulgaris | |||
>30% | Bitterzoet | Solanum dulcamare | |||
>20% | Welriekende salomonszegel | Polygonatum odoratum | |||
>20% | Kleine veldkers | Cardamine hirsuta | |||
>20% | Glad walstro | Galium mollugo | |||
>20% | Gewone eikvaren | Polypodium vulgare | |||
dS | >20% | Gestreepte witbol | Holcus lanatus | Subassociatie eupatorietosum | |
>20% | Kleefkruid | Galium aparine | |||
>20% | Ruw beemdgras | Poa trivialis | |||
>20% | Kleefkruid | Galium aparine | |||
>20% | Zandhoornbloem | Cerastium semidecandrum | |||
>20% | Mannetjesereprijs | Veronica officinalis | |||
>10% | Vogelmuur | Stellaria media | |||
dS | Koninginnekruid | Eupatorium cannabinum | Subassociatie eupatorietosum | ||
dS | Kale jonker | Cirsium palustre | Subassociatie eupatorietosum | ||
dS | Watermunt | Mentha aquatica | Subassociatie eupatorietosum | ||
Akkerdistel | Cirsium arvense | ||||
Witte winterpostelein | Claytonia perfoliata | ||||
Zachte haver | Avenula pubescens | ||||
Gewone veldbies | Luzula campestris | ||||
Ruig viooltje | Viola hirta | ||||
Glad parelzaad | Lithospermum officinale | ||||
Donderkruid | Inula conyzae | ||||
Moslaag | |||||
>40% | Gewoon dikkopmos | Brachythecium rutabulum | |||
>20% | Groot laddermos | Pseudoscleropodium purum |
Verspreiding en voorkomen
De associatie van duindoorn en liguster komt in Europa voor langs de Atlantische kusten van Zuidwest-Frankrijk tot op de Oost-Friese Waddeneilanden, langs de kusten van Groot-Brittannië en langs de Oostzeekust.
In Nederland is ze algemeen in kalkrijke duinen.
Ook in Vlaanderen komt deze associatie vrij algemeen voor langs de kust, met grote oppervlaktes in de grote valleien van de Westkust, onder andere in de Westhoek, de Houtsaegerduinen en de Doornpanne.
Bronnen, noten en/of referenties
|
Indeling van de vegetatieklasse Rhamno-Prunetea (klasse van de doornstruwelen) | ||||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
|