Klasse van de natte strooiselruigten
De klasse van de natte strooiselruigten (Convolvulo-Filipenduletea), ook wel kortweg ruigtes, is een klasse van plantengemeenschappen die typisch is voor natte, voedselrijke standplaatsen met veel biomassaproductie. Deze vegetaties kunnen variëren van eentonig met slechts enkele dominante soorten, tot zeer soortenrijke vegetaties, met vaak bijzondere soorten.
Klasse van de natte strooiselruigten |
---|
Natte strooiselruigte met onder andere moerasspirea |
Syntaxonomische indeling |
|
Klasse |
Convolvulo-Filipenduletea Stortelder et al., 1999 |
Naamgeving, etymologie en codering
- Synoniemen: Filipendulo ulmariae-Convolvuletea sepium
- Nederlands: Klasse der natte strooiselruigten, rietruigte
- Frans: Mégaphorbiaies planitiaires à montagnardes
- Syntaxoncode (Nederland): 32
- Natura 2000-code: 6430: Voedselrijke zoomvormende ruigten van het laagland, en van de montane en alpiene zones
De naam Convolvulo-Filipenduletea is afgeleid van de wetenschappelijke namen van twee kensoorten binnen deze klasse, de algemeen voorkomende haagwinde (Convolvulus sepium) en de moerasspirea (Filipendula ulmaria).
Kenmerken
Algemeen
Ruigten, in de brede zin, zijn kruidachtige vegetaties met veel biomassaproductie waarin door de wijze van beheer het strooisel zich jaar na jaar ophoopt. Een beperkt aantal soorten, vooral forse kruiden, zijn dominant.
In de meer beperkte zin gaat het bij de ruigten van de klasse van de natte strooiselruigten alleen om soortenrijke ruigten op natte tot zeer natte bodem met soms bijzondere soorten, voornamelijk te vinden langs waterlopen. In België en Nederland zijn deze onder te verdelen in twee verbonden met een vijftal associaties van plantengemeenschappen.
Deze ruigtes mogen niet verward worden met ruderale vegetaties ontstaan door menselijke verstoring, die in België en Nederland onder de klasse van de ruderale gemeenschappen (Artemisietea) worden gerekend.
De ruigtes zijn nauw verwant en worden soms onder één noemer genomen met de zomen, die echter onder aparte klassen vallen: de klasse van de nitrofiele zomen (Galio-Urticetea), de marjolein-klasse (Trifolio-Geranietea sanguinei) en de klasse van gladde witbol en havikskruiden (Melampyro-Holcetea mollis).
Ontstaan
Ruigtes ontstaan meestal uit halfnatuurlijke graslanden waarin het beheer of begrazing wegvalt. Indien deze met rust gelaten worden, gaat de successie verder naar struwelen en later meestal naarloofbos, de climaxvegetatie.
Structuur
Deze klasse wordt gekenmerkt door de volledige afwezigheid van een boomlaag. Een struiklaag kan aanwezig zijn in de vorm van braamstruiken, maar de kruidlaag is dominant en bepaalt het beeld.
De kruidlaag kan zeer verschillend zijn naargelang de bodem droog of nat is, voedselrijk of voedselarm, kalkrijk of kalkarm. Ook de ouderdom heeft een invloed: aanvankelijk zijn er minder forse kruiden (eenjarigen, kleine soorten, rozetplanten) die geleidelijk worden vervangen door forsere kruiden. In voedselrijke omstandigheden komt meestal een gering aantal soorten tot dominantie.
De moslaag is meestal beperkt, maar veenmossen kunnen aanwezig zijn in de overgang naar veenmosrietland (Pallavicinio-Sphagnetum).
Onderverdeling
De klasse van de natte strooiselruigten heeft als vertegenwoordigers in België en Nederland:
- Orde: Filipenduletalia ulmariae
- Verbond: Moerasspirea-verbond (Filipendulion)
- Associatie: Associatie van moerasspirea en valeriaan (Valeriano-Filipenduletum)
- Verbond: Verbond van harig wilgenroosje (Epilobion hirsuti)
- Associatie: Rivierkruiskruid-associatie (Valeriano-Senecionetum)
- Associatie: Associatie van strandkweek en heemst (Oenantho-Althaeetum)
- Associatie: Associatie van watermunt en heemst (Mentho-Althaeetum)
- Associatie: Moerasmelkdistel-associatie (Soncho-Epilobietum hirsuti)
- Verbond: Moerasspirea-verbond (Filipendulion)
Soortensamenstelling
Deze klasse heeft voor België en Nederland als belangrijkste (ken)soorten:
Boomlaag
Geen boomlaag aanwezig.
Struiklaag
Struiklaag meestal afwezig. Geen kensoorten.
Kruidlaag
Kensoort | Diff.soort | Abundantie | Nederlandse naam | Wetenschappelijke naam | Opmerking |
---|---|---|---|---|---|
kK | Haagwinde | Convolvulus sepium | |||
kK | Moerasspirea | Filipendula ulmaria | |||
kK | Gewone smeerwortel | Symphytum officinale | |||
kK | Koninginnenkruid | Eupatorium cannabinum | |||
kK | Harig wilgenroosje | Epilobium hirsutum | |||
kK | Moerasmelkdistel | Sonchus palustris | |||
kK | Grote kattenstaart | Lythrum salicaria | |||
kK | Moerasandoorn | Stachys palustris | |||
dK | Grote brandnetel | Urtica dioica | t.o.v. rietmoeras (Phragmition) |
Moslaag
Geen kensoorten.
Verspreiding en voorkomen
De klasse van de natte strooiselruigten is wijd verspreid over Europa, maar heeft zijn zwaartepunt in de Lage Landen: twee associaties uit deze klasse (Valeriano-Senecionetum en Oenantho-Althaeetum) komen buiten Nederland nauwelijks voor.
Zie ook
Bronnen, noten en/of referenties
|
Indeling van de vegetatieklasse Convolvulo-Filipenduletea (klasse van de natte strooiselruigten) |
---|
Orde: Filipenduletalia ulmariae |
Overzicht van klassen van plantengemeenschappen of fytocoena | ||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
|