Devolutieoorlog

De Devolutieoorlog was een successieoorlog tussen Frankrijk en Spanje van 8 mei 1667 tot 2 mei 1668. De inzet was de heerschappij over de Spaanse Nederlanden. De oorlog begon na de dood van koning Filips IV van Spanje en kwam ten einde met het Verdrag van Aken op 2 mei 1668. Met dit verdrag verkreeg Frankrijk zeggenschap over het gebied rond Veurne, Rijsel, Armentiers, Dowaai, Doornik en Aat, aangevuld met Menen-Kortrijk-Oudenaarde, alsmede over de enclaves Binche en Charleroi.

Devolutieoorlog
Onderdeel van de oorlogen van koning Lodewijk XIV van Frankrijk
Beleg van Kortrijk door Adam Frans van der Meulen
Datum8 mei 1667 – 2 mei 1668
LocatieFranche-Comté en de Spaanse Nederlanden
ResultaatFranse overwinning
Casus belli
Territoriale
veranderingen
Frankrijk annexeert enkele gebieden van de Zuidelijke Nederlanden
VerdragVrede van Aken
Strijdende partijen
Koninkrijk Frankrijk Spaanse Rijk

De Republiek weigert de Zuidelijke Nederlanden met Frankrijk op te delen (1662)

De Zuidelijke Nederlanden werden door Frankrijk belaagd in het kader van zijn verlangen naar natuurlijke grenzen, de Rijn-Alpen-Pyreneeëndoctrine. Na de dood van de Franse regeringsleider Mazarin (maart 1661) begon de drieëntwintigjarige Lodewijk XIV zélf te regeren. Zijn eerste diplomatieke initiatief was een verbond met de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden (1662). Hij stelde de Republiek voor de Zuidelijke Nederlanden op te splitsen langs de lijn Oostende-Maastricht, ten noorden van de taalgrens, het verdelingsplan “de Witt”. Maar raadspensionaris Johan de Witt wilde de Republiek niet verenigen met de katholieke Zuidelijke Nederlanden, en hij wilde Antwerpen en de Schelde niet heropenen. De Dietse herenigingsgedachte was ook in de Republiek dood en begraven. In dit stadhouderloze tijdvak waren de regenten de baas, zodat de maritieme belangen van Amsterdam overheersten. Amsterdam wilde Antwerpen immers niet als mededinger, en De Witt achtte het ook gevaarlijk dat de Republiek zou grenzen aan Frankrijk en wilde de Zuidelijke Nederlanden daarom als buffergebied. Dit beleid werd samengevat met de slagzin “Gallia amica, sed non vicina” of “Frankrijk als vriend, maar niet als buur”. De Witt had zelfs in de Zuidelijke Nederlanden graag sperforten tegen Frankrijk aangelegd. Spanje kon de verdediging van de Spaanse Zuidelijke Nederlanden tegen Frankrijk immers niet meer aan. En de Franse doctrine van de Rijn-Alpen-Pyreneeëngrenzen zou Frankrijk er vroeg of laat toe brengen om op de Republiek Zeeland, Noord-Brabant en Maastricht af te nemen om zo de Neder-Rijn te bereiken. Ook vond De Witt dat Frankrijk in bovenstaand verdelingsplan te veel gebied wilde.

Enkele jaren later werd Frankrijk mercantilistisch en verhoogde onder minister Colbert fors de invoerrechten (1664 en 1667), wat de Staatse handel met Frankrijk schaadde. Van een hernieuwde samenwerking tussen de Republiek en Frankrijk om de Zuidelijke Nederlanden op te delen kwam zo niets terecht. Bovendien had de Republiek andere zorgen, want ze vocht met Engeland kort daarop de Tweede Engelse Zeeoorlog uit (juni 1665-juli 1667), waarin ze Londen bedreigde, Suriname zeker stelde maar in Noord-Amerika Nieuw-Nederland verloor. Ze sloot deze oorlog evenwel versneld af met de Vrede van Breda (juli 1667) om zich beter met de Devolutieoorlog te kunnen inlaten. Frankrijks oprukken in de Zuidelijke Nederlanden bedreigde haar immers ook, en door haar overwinning in de Tweede Engelse Zeeoorlog zou de Republiek hier een diplomatieke coalitie kunnen opzetten om de Zuidelijke Nederlanden als bufferstaat te beschermen.

Spanje verwaarloost de Zuidelijke Nederlanden voor Portugal (1663-1665)

Spanje stond militair nog zwakker dan gewoonlijk om de Zuidelijke Nederlanden te verdedigen. Spanje stelde in de Zuidelijke Nederlanden ongeïnteresseerde en onkundige Spaanse landvoogden aan, eerst Caracena (1659-64), daarna Castel Rodrigo (1664-68), daarna Velasco (1668-70). In het Zuid-Nederlandse leger waren Spanjaarden nu slechts een minderheid. De hoofdmoot van de troepen bestond uit Duitse, Italiaanse en Waalse huurlingen, en het Spaans-Zuid-Nederlandse leger was verder ingekrompen en klein. Het bestond vooral uit garnizoentroepen en men kon er geen veldleger meer mee samenstellen. De Spaanse Zuid-Nederlandse vloot werd na het definitieve verlies van Duinkerke en na de Vrede van de Pyreneeën in 1658 gewoon afgeschaft. De Vlaamse kust werd niet meer verdedigd. Bovendien wilde de seniele Spaanse koning Filips IV nog altijd Portugal heroveren. Doch Portugal hernieuwde zijn bondgenootschap met Oliver Cromwell uit 1654 nu met het Engeland van Karel II (augustus 1661), die met een Portugese prinses huwde (april 1662). Engeland/Schotland zou voortaan Portugal verdedigen maar mocht met al diens kolonies handeldrijven en ontving als bruidsgeschenk Noord-Afrika's Tanger en West-Indiës Bombay. En toen Filips IV opnieuw aanviel, bleek Engelands hulp in de vorm van huurlingen doelmatig. Spanje veroverde in Zuid-Portugal Evora (mei 1663), maar Portugal dreef het terug bij Ameixial (juni 1663). Spanje viel het jaar daarop de noordelijke grens aan bij Figueira de Castelo Rodrigo, maar werd er verpletterend verslagen (juli 1664). En toen Spanje weer een jaar later met veel ruiterij aan de middengrens bij Vila Viçosa binnenviel werd het er bij Montes Claros door de Portugezen voorgoed teruggedreven (juni 1665). De aftakeling van de Spaanse hoge adel door inteelt werd verder duidelijk toen Filips IV overleed (september 1665) en opgevolgd werd door de vierjarige Karel II. Hij was misvormd en gehandicapt, bleef kinderlijk en werd later impotent en vervroegd seniel. Zijn moeder-regentes zou nog tien jaar voor hem regeren. Ze moest evenwel voorgoed de onafhankelijkheid van Portugal erkennen (februari 1668). Alleen Portugees Ceuta bleef Spaans. En een Spanje dat de strijd met Portugal moest opgeven, zou Frankrijk niet uit de Zuidelijke Nederlanden kunnen houden.

Het Devolutierecht als voorwendsel voor de Devolutieoorlog

Ter bezegeling van de Vrede van de Pyreneeën trouwde Lodewijk XIV op 9 juni 1660 met de dochter van de Spaanse koning Filips IV, de infante Maria-Theresia van Spanje. Om te beletten dat Frankrijk daardoor in de toekomst aanspraak zou maken op Spaanse bezittingen, deed Maria Theresia afstand van haar erfrechten in ruil voor een bruidsschat van 500.000 gouden écu's, die Spanje echter nooit zou betalen. Daardoor bleven Maria Theresia en haar Franse nakomelingen potentiële erfgenamen van Spaanse bezittingen, temeer daar Filips IV, die weduwnaar was, geen zoon had. Om dit te voorkomen trad Filips IV een tweede maal in het huwelijk, met als voornaamste inzet de geboorte van een zoon. Een zoon zou volgens Spaans recht bij troonopvolging voorgaan op oudere dochters. Deze onderneming was succesvol en er werd inderdaad een zoon geboren in de Spaanse lijn. Na Filips' dood besteeg deze op vierjarige leeftijd de troon onder de naam Karel II. Lodewijk XIV liet dit echter niet allemaal over zijn kant gaan en deed in mei 1667 een beroep op het devolutierecht. Als gevolg van dit in Vlaanderen en Brabant gebruikelijke erfrecht had Maria-Theresia voorrang op Karel II. Lodewijk XIV paste dit recht toe op de Spaanse Nederlanden, zodat deze dus volgens hem geheel toekwamen aan Maria Theresia en vervolgens aan haar oudste zoon. De Antwerpse jurist Petrus Stockmans weerlegde die Franse aanspraken evenwel met zijn “Verhandeling over het Devolutierecht” in het Latijn (1667).

Het diplomatiek voorbereiden van de Devolutieoorlog (1667)

Lodewijk XIV bereidde zijn aanval op de Zuidelijke Nederlanden goed voor. De Spaanse Zuidelijke Nederlanden waren immers ook een onderdeel van het Heilige Roomse Rijk, en Lodewijk XIV wilde zeker stellen dat het Heilige Roomse Rijk er niet tussen zou komen. Hij had daarvoor de Rijnbond en sloot neutraliteitsverdragen met Münster, Mainz, Palts-Neuburg, Keulen en zelfs met Brandenburg-Pruisen. Om zijn claim kracht bij te zetten, verklaarde Lodewijk XIV op 2 mei 1667 de oorlog aan Spanje en viel hij op 24 mei 1667 de Zuidelijke Nederlanden binnen. De Republiek sloot daarom versneld haar Tweede Engelse Zeeoorlog met Engeland af (juli 1667).

Het verloop van de Devolutieoorlog (1667+1668) - "Bergues" is Sint-Winoksbergen, "Furnes" is Veurne en "Courtrai" Kortrijk, "Lille" Rijsel, "Tournai" Doornik, "Arras" Atrecht, "Douai" Dowaai en "Cambrai" Kamerijk - met een "vesting" wordt hier een versterkte stad met garnizoentroepen bedoeld

Frankrijk valt de Zuidelijke Nederlanden en de Franche-Comté aan (1667-1668)

De Franse opperbevelhebber Turenne nam al vlug Charleroi, Aat en Doornik in (juni 1667) en daarna Dowaai (juli 1667) en na een beleg ook Rijsel (17 augustus 1667). Een ander Frans legerkorps nam eerst Sint-Winoksbergen en Veurne in (juni 1667) en daarna Kortrijk en Oudenaarde (juli 1667). 2500 Spanjaarden in Dendermonde beletten het door te stoten tot in Antwerpen. Lodewijk XIV ontsnapte nipt aan de dood en moest zijn leger terugtrekken toen Dendermonde de polders liet overstromen.

Maar het Franse legerkorps kon wel Aalst innemen (september 1667), waarna de veldtocht stopte (oktober 1667). Door de inname van de bovengenoemde steden bevonden de Fransen zich in een sterke onderhandelingspositie. Vanuit Spanje was de streek nu zowel over land als over zee geïsoleerd. Om de Franse positie kracht bij te zetten liet Lodewijk XIV Condé nog de Spaanse Franche-Comté innemen (februari 1668). Dit nu Oost-Franse gebied bestuurde zichzelf onder Spaans toezicht.

Het gebeuren te Kortrijk en te Harelbeke (1667)

Op 13 juli rukte het Franse leger onder leiding van d'Aumont op naar Kortrijk, waar het op een zwakke weerstand stootte. De Franse voorhoede verjoeg de Spanjaarden en achtervolgde ze tot in Harelbeke. De Spanjaarden namen daarna verder de vlucht naar Gent, dat de Fransen niet konden innemen. In Harelbeke had markies de Villequier zich met 600 ruiters, waaronder de 2e compagnie koninklijke musketiers, van de brug meester gemaakt. De Leiebrug werd hersteld om met kanonnen te kunnen passeren tijdens het beleg van Kortrijk. Harelbeke werd daarna bezet door de Franse markies de Bellefroid. Op 29 augustus verbleef Lodewijk XIV in Kortrijk. Na een Te Deum bijgewoond te hebben, overnachtte hij in het kamp van Harelbeke. Daarna trok hij verder op naar Deinze. Door de belegering van markies de Bellefroid met 10.000 man en het verblijf van de koning in Harelbeke had de stad het zwaar te verduren gehad.

Frankrijk wil de Devolutieoorlog diplomatiek afronden (1668)

Frankrijk wist de keizer tot een neutraliteitsverdrag over te halen met daarin een opdelingsplan voor heel het Spaanse rijk (19 januari 1668). Bovendien had Keizer Leopold I geen tijd voor de Zuidelijke Nederlanden, want aan zijn Hongaarse grenzen hadden de Osmanen Transsylvanië ingepalmd (1662) en hijzelf had er ternauwernood een Osmaanse inval kunnen terugslaan (1665). De Republiek reageerde daarom met een verbond met Engeland/Schotland en met Zweden om Frankrijk binnen zijn grenzen van 1659 te houden (23 januari 1668). De Republiek, eerder dan Frankrijk te helpen bij het inpalmen van de Zuidelijke Nederlanden, sloot er nu een coalitie tegen. Verder sloot Spanje vrede met Portugal (februari 1668) en kreeg zo voor de Zuidelijke Nederlanden zijn handen vrij.

De Franse gebiedswinst in de Zuidelijke Nederlanden door de Vrede van Aken (1668) en door de latere Vrede van Nijmegen (1678) met Sint-Omaars, Kamerijk en Maubeuge

De Republiek doet Frankrijk diplomatiek terugtrekken (1668)

Toch kon Spanje uit financiële en militaire overwegingen weinig weerstand bieden tegen de Franse expansie, zoals Lodewijk al voorzien had. De Republiek, Zweden en Engeland, verenigd in de Triple Alliantie, brachten een troepenmacht op de been om de verdere opmars van de Fransen in Vlaanderen een halt toe te roepen, al was de officiële beweegreden van de Alliantie het bemiddelen tussen Spanje en Frankrijk. Tegen Spanje en Engeland/Schotland, Zweden en de Republiek tezamen kon Lodewijk XIV voorlopig niet op. Dat hij ditmaal Engeland/Schotland niet bij zijn aanval had betrokken, zoals in de laatste fase van de Spaans-Franse Oorlog (1655-1659), brak hem zuur op. In de Vrede van Aken (mei 1668) trok Lodewijk XIV zich terug uit de Franche-Comté en uit de Zuidelijke Nederlanden, maar hij behield Sint-Winoksbergen en Veurne, Menen, Kortrijk en Oudenaarde, en in de Franstalige Zuidelijke Nederlanden Rijsel, Armentiers, Dowaai, Doornik en Aat, alsook enclaves rond Binche en rond Charleroi. Met Sint-Winoksbergen, Veurne, Menen, Kortrijk en Oudenaarde ging opnieuw Nederlandstalig grondgebied verloren en Vauban bouwde er sommige van de veroverde steden uit tot forten voor Frankrijks volgende veroveringstocht. In de gebieden die hij moest ontruimen paste Lodewijk XIV de tactiek van de verschroeide aarde toe.

Als inzet de Rijn-Alpen-Pyreneeëndoctrine van Frankrijk

De Devolutieoorlog paste in het door Richelieu en Mazarin ingezette beleid van natuurlijke grenzen voor Frankrijk, de Rijn-Alpen-Pyreneeëndoctrine. Het hield in dat Frankrijk zou proberen de Spaanse Zuidelijke Nederlanden en het zuiden van de Republiek te veroveren, alsook Midden-Rijngebieden van het Heilige Roomse Rijk, om zo in het noorden aan de Rijn te grenzen. En het hield ook in dat Frankrijk het westen van Savooie, te paard op de Franse en Italiaanse Alpen, zou proberen in te palmen om aan de Alpen te grenzen. Aan de Pyreneeën daarentegen had Frankrijk tijdens de laatste fase (1654-1659) van de Spaans-Franse Oorlog (1635-1659) zijn natuurlijke grenzen reeds verwezenlijkt door Roussillon en het noordoosten van Cerdagne over te nemen. Maar om de rest van dit programma te uit te voeren moest Frankrijk Engeland en de Republiek in toom houden, en zeker een herstel van de Habsburgse prang die het zolang had ingeklemd (1500-1648), met in het oosten de keizer, boven zich de Spaanse Nederlanden en onder zich Spanje zelf, voorkomen. Ondertussen was Lodewijk XIV gefrustreerd dat hij in de Devolutieoorlog niet héél de Zuidelijke Nederlanden verwierf. Daar gaf hij de Republiek de schuld van. Want die beschermde de Zuidelijke Nederlanden als bufferstaat. Lodewijk XIV zag de Republiek voortaan als de grootste vijand van zijn Rijn-Alpen-Pyreneeëndoctrine. De Devolutieoorlog (1667-1668) werd zo de wegbereider voor de Hollandse Oorlog (1672-1678) waarin Lodewijk XIV de Republiek zou binnenvallen.

Bibliografie

  • (nl) (1982): Algemene Geschiedenis der Nederlanden Deel 6, 7 en 8. Fibula-Van Dishoek, Haarlem.
  • (nl) (1999): Kalendarium Geschiedenis van de Lage Landen in jaartallen. Het Spectrum, Utrecht
  • (nl) Rooms, Etienne (2007): Lodewijk XIV en de Lage Landen. Davidsfonds, Leuven
  • (de) (1982): Der Grosse Plötz, Die Daten-Enzyklopädie der Weltgeschichte. Komet-Ma, Keulen
  • (de) Engel, Josef (1981): Grosser Historischer Weltatlas Dritter Teil Neuzeit. Bayerischer Schulbuch-Verlag, München
This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.