ziekenhuis
Nederlands
Woordafbreking
- zie·ken·huis
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van zieke en huis met het invoegsel -n-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | ziekenhuis | ziekenhuizen |
verkleinwoord | ziekenhuisje | ziekenhuisjes |
Zelfstandig naamwoord
ziekenhuis o
- (medisch) instelling voor onderzoek, behandeling en verpleging van zieken
- Ik word opgenomen in het ziekenhuis.
Hyponiemen
- dagziekenhuis, dierenziekenhuis, Dijkzigtziekenhuis, gemeenteziekenhuis, havenziekenhuis, kinderziekenhuis, oogziekenhuis, Radboudziekenhuis, Slotervaartziekenhuis, staatsziekenhuis, streekziekenhuis
Afgeleide begrippen
|
Verwante begrippen
Vertalingen
1. instelling voor onderzoek, behandeling en verpleging van zieken
|
|
Gangbaarheid
- Het woord ziekenhuis staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'ziekenhuis' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.