woonschip
Nederlands
Woordafbreking
- woon·schip
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van woon ww en schip
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | woonschip | woonschepen |
verkleinwoord | woonscheepje | woonscheepjes |
Zelfstandig naamwoord
woonschip o
- schip dat speciaal gebouwd en uitgerust is om in te wonen en niet zozeer om mee te varen
Verwante begrippen
- boorschip, bulkschip, containerschip, cruiseschip, ferryboot, gastanker, ijsbreker, koelschip, luchtkussenvaartuig, motorboot, motorjacht, sleepboot, tanker, treiler, vleugelboot
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord woonschip staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'woonschip' herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
93 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.