wedden
Nederlands
Woordafbreking
- wed·den
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
wedden |
wedde |
gewed |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
wedden
- inergatief geld inzetten op een toekomstige gebeurtenis
- Er werd grof gewed op de uitkomst van de westrijd.
Hyponiemen
Vertalingen
Zelfstandig naamwoord
wedden mv
Werkwoord
vervoeging van |
---|
wedden |
wedden
- meervoud verleden tijd van wedden
- Wij wedden.
- Jullie wedden.
- Zij wedden.
- Wij wedden.
Gangbaarheid
- Het woord wedden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'wedden' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.