bet

Niet te verwarren met: bet-

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  bet    (hulp, bestand)
  • IPA: /bɛt/
Woordafbreking
  • bet
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bet bets
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

bet v/m

  1. (Jiddisch-Hebreeuws) tweede letter van het alfabet
  2. (Jiddisch-Hebreeuws) getal twee
  3. (Jiddisch-Hebreeuws) huis (als deel van woordcombinaties)
Schrijfwijzen
Verwante begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
betten

bet

  1. enkelvoud tegenwoordige tijd van betten
  2. gebiedende wijs van betten

Verwijzingen

  1. bet op website: Etymologiebank.nl
  2. Stichting Hebreeuwse en Jiddisje woorden in het Nederlands


Engels

Uitspraak
enkelvoud meervoud
bet bets

Zelfstandig naamwoord

bet

  1. weddenschap
  2. gok
vervoeging
onbepaalde wijs to bet
he/she/it bets
verleden tijd bet
betted
voltooid
deelwoord
bet
betted
onvoltooid
deelwoord
betting
gebiedende wijs bet

Werkwoord

bet

  1. onovergankelijk wedden, gokken
  1. «Het was betting the teacher wouldn't notice.»
    Hij gokte erop dat de leraar het niet zou zien.
  2. vaak gebruikt voor een verzekering dat iets zo is: "daar kun je op wedden"
  1. «So you are coming? - You bet
    Dus je komt? - Natuurlijk!



Lets

Voegwoord

bet

  1. maar, slechts, echter


Noors

Woordafbreking
  • bet

Werkwoord

bet

  1. verleden tijd van bite
  2. voltooid deelwoord van bite
Schrijfwijzen
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.