verwedden
Nederlands
Woordafbreking
- ver·wed·den
Werkwoord
verwedden [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
verwedden |
verwedde |
verwed |
zwak -d | volledig |
- iets inzetten bij een weddenschap
- Ook meldt ze dat ze er een fortuin op wil verwedden dat ze meer geld op haar rekening heeft staan dan haar ex.[2]
- Ajax speelt dinsdag de eerste kwalificatiewedstrijd om zich te kunnen plaatsen in de Champions League. Voormalig Ajax-speler Urby Emanuelson heeft er alle vertrouwen in. Hij heeft er zelfs een etentje om verwed. [3]
- Maar laten we eerlijk zijn: bijna ieder huis ís toch gewoon al een she shed? Ik durf er heel wat om te verwedden dat de inrichting van bijna ieder huis grotendeels door de vrouw wordt bepaald.[4]
Uitdrukkingen en gezegden
- daar zou ik mijn hoofd om durven verwedden
daar ben ik heel erg zeker van
Gangbaarheid
- Het woord verwedden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'verwedden' herkend door:
93 % | van de Nederlanders; |
92 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- de Telegraaf 30 mrt. 2017
- de Telegraaf SHARDA VAN DER HELM 26 jul. 2016
- de Telegraaf RIANNE KLAZINGA 26 mei 2015
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.