ver-
Nederlands
Huidig bestand |
---|
637 |
Uitspraak
- IPA: /vər/
Woordafbreking
- ver-
Woordherkomst en -opbouw
- >Middelnederlands: ver-, verwant aan Angelsaksisch en Engels for-, Oudhoogduits fir-, far-, for- vanwaar Duits: ver-. Waarschijnlijk ontstaan door het samenvallen van een aantal verschillende voorvoegsels: Gotisch: faír-, faúr- en fra-, (mogelijk verwant aan Oudgrieks: περί-, πρό- παρά- resp.). De meeste afleidingen met ver- gaan echter op got. fra- terug, dat de betekenis had van het tegengestelde of verandering (ten kwade) [1]
Voorvoegsel
(niet scheidbaar)
ver-
- toegevoegd aan werkwoorden; geeft een verandering aan.
- vervellen: van vel veranderen.
- toegevoegd aan adjectieven.
- Het prefix ver- verleent aan het adjectief waarmee het verbonden is, in de regel een vergrotende of algemeen veranderende betekenis, zoals bij verlammen (lammer worden), verlagen (lager maken) e.a.
- vaak wordt een verandering ten kwade bedoeld.
Afgeleide begrippen
enige nog in te voeren woorden met dit voorvoegsel
|
Verwijzingen
- Etymologisch woordenboek der Nederlandsche taal, door Johannes Franck, M. Nijhoff 1892
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.