vinde

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  vinde    (hulp, bestand)
  • IPA:
    • (Noord-Nederland): /ˈvɪndə/
    • (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /ˈvɪndə/
Woordafbreking
  • vin·de

Werkwoord

vervoeging van
vinden

vinde

  1. aanvoegende wijs van vinden


Deens

Woordafbreking
  • vin·de

Bijvoeglijk naamwoord

vinde, g / o

  1. bepaalde vorm enkelvoud van de stellende trap van vind

vinde, mv

  1. onbepaalde en bepaalde vorm meervoud van de stellende trap van vind

Zelfstandig naamwoord

vinde, mv

  1. onbepaalde vorm nominatief meervoud van vind
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.