verbinden
Nederlands
Woordafbreking
- ver·bin·den
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
verbinden |
verbond |
verbonden |
klasse 3 | volledig |
Werkwoord
verbinden
- overgankelijk twee of meer onderdelen aan elkaar vastmaken
- De twee schepen werden met een kabel verbonden.
- met iets of iemand contact maken via de telefoonlijn
- Vroeger moest je met de hand verbonden worden door een telefoniste.
- overgankelijk (medisch) behandelen door het aanbrengen van verband
Werkwoord
zich verbinden
- wederkerend zich ~ tot een dwingende verplichting aangaan
- Hij weigerde zich ertoe te verbinden.
Hyponiemen
Vertalingen
1. twee of meer onderdelen aan elkaar vastmaken
2. met iets of iemand contact maken via de telefoonlijn
3. behandelen door het aanbrengen van verband
Gangbaarheid
- Het woord verbinden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'verbinden' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.