velum

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  velum    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈvelʏm/
Woordafbreking
  • ve·lum
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord velum vela
velums
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

velum o [2]

  1. (anatomie) het zachte gehemelte
  2. (religie) dekkleedje voor de ciborie
  3. (Niet algemeen) dekkleed, zeildoek
Hyponiemen

Gangbaarheid

  • Het woord velum staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
23 %van de Nederlanders;
40 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

Latijn

Zelfstandig naamwoord

vēlum o

  1. zeil
  2. zeildoek, doek, gordijn
Verbuiging
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.