vagina
Nederlands
Woordafbreking
- va·gi·na
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘schede’ voor het eerst aangetroffen in 1722 [1]
- Leenwoord uit het Latijn. [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | vagina | vagina's |
verkleinwoord | vaginaatje | vaginaatjes |
Zelfstandig naamwoord
vagina v
- (anatomie) het vrouwelijke geslachtsorgaan
- Indien u last krijgt van de vagina dient u bij een dokter langs te gaan.
Overerving en ontlening
Vertalingen
1. het vrouwelijke geslachtsorgaan
Gangbaarheid
- Het woord vagina staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'vagina' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.