kut
Nederlands
Woordafbreking
- kut
Zelfstandig naamwoord
kut v/m
- (anatomie) het vrouwelijk schaamdeel
- Ik ben niet helemaal naar Den Haag afgereisd om te vertellen hoe een lul in een kut moet. [4]
- (scheldwoord) vervelende of domme vrouw
- Hoe stom kun je zijn, domme kut?
Synoniemen
- [1] snede
Verwante begrippen
Hyponiemen
|
Bijvoeglijk naamwoord
kut
- afkeurenswaardig, slecht, onaangenaam
- Dat is toch gewoon kut?
Tussenwerpsel
kut
- woord gebruikt wanneer iemand schrikt of geschrokken is
- Oh kut, dit gaat fout.
- Oh kut, dat ging maar net goed.
Gangbaarheid
- Het woord kut staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'kut' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- "kut" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- kut op website: Etymologiebank.nl
- kut op website: Etymologiebank.nl
- https://www.oneworld.nl/mensenrechten/rode-wangen-de-tweede-kamer-door-goedeles-seksles/
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.