poes
![](../I/m/TrysT_-_GET_DONE_ALREADY_(by).jpg)
Poezen
Nederlands
Woordafbreking
- poes
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘vrouwelijke kat’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1561 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | poes | poezen |
verkleinwoord | poesje | poesjes |
Zelfstandig naamwoord
poes v
- (zoogdieren) Felis sylvestris catus, een van de oudste huisdieren van de mens
Hyponiemen
- hoezenpoes, jakkepoes, pitspoes, smeerpoes, snoezepoes, stoeipoes, tompoes
Vertalingen
1. een van de oudste huisdieren van de mens
|
|
Gangbaarheid
- Het woord poes staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'poes' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.