afslaan
Nederlands
Woordafbreking
- af·slaan
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van af bw en slaan ww
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
afslaan |
sloeg af |
afgeslagen |
klasse 6 | volledig |
Werkwoord
afslaan
- overgankelijk iets weigeren aan te nemen
- Hij sloeg een tweede borrel af omdat hij nog moest rijden.
- overgankelijk door een slaande beweging iets omlaag doen bewegen
- Deze thermometer moet nog afgeslagen worden.
- overgankelijk een aanval succesvol het hoofd bieden, verdrijven
- De aanval werd echter afgeslagen.
- overgankelijk bij afslag veilen
- ergatief zijwaarts gaan
- Hij sloeg naar links af.
- ergatief ophouden te werken (van motoren etc.)
- De motorfiets sloeg af.
- overgankelijk in prijs minder worden
- In de uitverkoop werd de prijs afgeslagen.
Vertalingen
1. iets weigeren aan te nemen
Gangbaarheid
- Het woord afslaan staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'afslaan' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.