tabak

Nederlands

Nicotiana tabacum
Uitspraak
Woordafbreking
  • ta·bak
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Spaans, in de betekenis van ‘gedroogde planten die gerookt worden’ voor het eerst aangetroffen in 1577 [1]
  • [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord tabak tabakken
verkleinwoord tabakje tabakjes

Zelfstandig naamwoord

tabak m

  1. genotsmiddel afkomstig van de bladeren van de tabaksplant, Nicotiana tabacum , dat wordt gerookt, gekauwd en gesnoven
    • in de meeste landen is tabak verantwoordelijk voor 30% van alle kwaadaardige tumoren [3] 
Uitdrukkingen en gezegden
  • ergens tabak van krijgen
ergens genoeg van hebben en niet willen dat het doorgaat
  • Het wordt echter steeds moeilijker de spade te hanteren in de schuttersput. Plotseling krijg ik er tabak van. Met enige houterige acrobatiek - je bent zo jong als je je voelt - slaag ik erin te ontsnappen. [4]
Hyponiemen
  • baaitabak
  • bladtabak
  • boerentabak
  • brazieltabak
  • havannatabak
  • javatabak
Afgeleide begrippen
  • tabaksfonds
  • tabaksgeur
  • tabaksgewas
  • tabaksgrond
  • tabakshandel
  • tabakshandelaar
  • tabakshoek
  • tabaksimport
  • tabaksimporteur
  • tabaksindustrie
  • tabaksinvoer
  • tabakskaart
  • tabakskarot
  • tabakskauwer
  • tabakskerver
  • tabakskerverij
  • tabakskerverijen
  • tabakskever
  • tabakskist
  • tabakskleurig
  • tabakskomfoor
  • tabakskoper
  • tabakskruimel
  • tabakskweek
  • tabakskwijl
  • tabaksland
  • tabakslobby
  • tabakslood
  • tabaksloods
  • tabaksloog
  • tabakslucht
  • tabaksmaatschappij
  • tabaksmagnaat
  • tabaksmakelaar
  • tabaksmaker
  • tabaksman
  • tabaksmarkt
  • tabaksmat
  • tabaksspinnerij
  • tabaksstank
  • tabakssteel
  • tabaksstof
  • tabaksstopper
  • tabaksstreek
  • tabaksstripper
  • tabaksstrop
  • tabaksteelt
  • tabaksteler
  • tabakstijd
  • tabakston
  • tabaksvak
  • tabaksvat
  • tabaksveiling
  • tabaksveld
  • tabaksverbouw
  • tabaksverbouwer
  • tabaksverbruik
  • tabaksvergunning
  • tabaksverkoop
  • tabaksverkoper
  • tabaksvezel
  • tabaksvirus
  • tabakswaar
  • tabakswaarde
  • tabakswalm
  • tabakswater
  • tabakswerker
  • tabakswet
  • tabakswinkel
  • tabakswinkelier
  • tabakswolk
  • tabakszaad
  • tabakszaailing
  • tabakszaak
  • tabakszak
  • tabakszand
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord tabak staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

Limburgs

Uitspraak
  • IPA: /tɐˈbɑk/ (Etsbergs)

Zelfstandig naamwoord

tabak o

  1. tabak
Verbuiging


Tagalog

Zelfstandig naamwoord

tabak

  1. zwaard
  2. snijwond


Turks

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
Woordafbreking
  • ta·bak
enkelvoud meervoud
nominatief   tabak     tabaklar  
genitief   tabağın     tabakların  
datief   tabağa     tabaklara  
accusatief   tabağı     tabakları  
locatief   tabakta     tabaklarda  
ablatief   tabaktan     tabaklardan  

Zelfstandig naamwoord

tabak

  1. bord, schotel, schaal (eetgerei) (eşya)

Meer informatie

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.