stuurboord
Nederlands
Woordafbreking
- stuur·boord
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘van achter naar voren gezien de rechterzijde van het schip’ voor het eerst aangetroffen in 1532 [1]
- samenstelling van stuur en boord of samenstelling van de stam van sturen en boord
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | stuurboord | stuurboorden |
verkleinwoord | stuurboordje | stuurboordjes |
Zelfstandig naamwoord
stuurboord o
- (scheepvaart) de rechterzijde als men vanop een schip naar de boeg kijkt
- Aan stuurboord is een groen navigatielicht gemonteerd.
Afgeleide begrippen
Vertalingen
1. de rechterzijde als men vanop een schip naar de boeg kijkt
Gangbaarheid
- Het woord stuurboord staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'stuurboord' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.