stuur

Nederlands

Fietsstuur
Uitspraak
  • Geluid:  stuur    (hulp, bestand)
  • IPA: /styːr/
Woordafbreking
  • stuur
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord stuur sturen
verkleinwoord stuurtje stuurtjes

Zelfstandig naamwoord

stuur o

  1. een hulpmiddel waarmee een bestuurder richting kan geven aan een voertuig
    • De politie vond bloedsporen op het stuur van de auto. 
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Overerving en ontlening
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
sturen

stuur

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van sturen
    • Ik stuur. 
  2. gebiedende wijs van sturen
    • Stuur! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van sturen
    • Stuur je? 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord stuur staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.