straffen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  straffen    (hulp, bestand)
  • IPA:
    • (Noord-Nederland): /ˈstrɑfə(n)/
    • (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /ˈstrɑfə(n)/
Woordafbreking
  • straf·fen
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
straffen
strafte
gestraft
zwak -t volledig

Werkwoord

straffen

  1. overgankelijk negatieve consequenties verbinden aan een als verkeerd geziene daad
    • De leraar strafte hem omdat hij te laat kwam, hij moest een nablijfbriefje halen bij de conciërge. 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Zelfstandig naamwoord

straffen mv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord straf

Gangbaarheid

  • Het woord straffen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen


Zweeds

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
Naar frequentie 32723

Zelfstandig naamwoord

straffen

  1. nominatief bepaald onzijdig meervoud van straff
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.