strafport

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • straf·port
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord strafport strafporten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

strafport m/o [1]

  1. geld dat de ontvanger van post moet betalen als een ontvangen poststuk onvoldoende is gefrankeerd
    • Voor een ongeldig geworden zegel van een kwartje wordt soms 25 eurocent gerekend.De toerist zal vrijwel nooit ontdekken dat hij is opgelicht, want de kans is klein dat de posterijen strafport rekenen.'[2] 
Synoniemen
  • strafporto

Gangbaarheid

  • Het woord strafport staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
70 %van de Nederlanders;
53 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Volkskrant Theo Nijenhuis 29 juni 2002
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.