straftijd
Nederlands
Woordafbreking
- straf·tijd
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van straf en tijd
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | straftijd | straftijden |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
straftijd m [1]
- de lengte van een vrijheidsstraf
- Als Georges vertelt over zijn straftijd in de gevangenis beweegt er iets onder zijn sleep: dochter Christiane komt te voorschijn. [2]
- de tijd die bij snelheidssporten als straf kan worden opgelegd
- Majka kreeg nog wel een lichte straf opgelegd nadat hij zich tijdens een beklimming had afgeduwd van een motor. De renner had daar licht voordeel van en kreeg een minieme boete van 41 euro. Hij krijgt daarbovenop ook tien seconden straftijd en moet vijf punten voor de bolletjestrui inleveren.[3]
Gangbaarheid
- Het woord straftijd staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'straftijd' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.