straftijd

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • straf·tijd
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord straftijd straftijden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

straftijd m [1]

  1. de lengte van een vrijheidsstraf
    • Als Georges vertelt over zijn straftijd in de gevangenis beweegt er iets onder zijn sleep: dochter Christiane komt te voorschijn. [2] 
  1. de tijd die bij snelheidssporten als straf kan worden opgelegd
    • Majka kreeg nog wel een lichte straf opgelegd nadat hij zich tijdens een beklimming had afgeduwd van een motor. De renner had daar licht voordeel van en kreeg een minieme boete van 41 euro. Hij krijgt daarbovenop ook tien seconden straftijd en moet vijf punten voor de bolletjestrui inleveren.[3] 

Gangbaarheid

  • Het woord straftijd staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC 27 november 2014
  3. NRC 24 juli 2014
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.