straffe
Nederlands
Woordafbreking
- straf·fe
Werkwoord
vervoeging van |
---|
straffen |
straffe
- aanvoegende wijs van straffen
- Men straffe steeds in kalmte, met een koel hoofd en een warm hart.
Zelfstandig naamwoord
straffe
- bijvorm van straf in: op straffe van — met de bijbehorende straf van
- Dit is op straffe van een boete van ten hoogste duizend gulden verboden.
Bijvoeglijk naamwoord
straffe
- verbogen vorm van de stellende trap van straf
- Een straffe oostenwind bolt de zeilen.
Gangbaarheid
- Het woord straffe staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'straffe' herkend door:
92 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.