afstraffen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • af·straf·fen
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
afstraffen
strafte af
afgestraft
zwak -t volledig

Werkwoord

afstraffen

  1. overgankelijk iets betaald zetten
    • Die vermetelijke daad werd meedogenloos afgestraft. 
    • Het arrogante elftal dat ervan uitging dat ze met gemak de wedstrijd zou winnen werd meedogenloos afgestraft. 

Gangbaarheid

  • Het woord afstraffen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.