cola

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • co·la
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘koolzuurhoudende frisdrank’ voor het eerst aangetroffen in 1952 [1]
  • [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord cola cola's
verkleinwoord colaatje colaatjes

Zelfstandig naamwoord

cola m

  1. (drinken) een uit kolanoten vervaardigde drank met prik (frisdrank)
    • Je doet mij veel meer plezier met een colaatje dan met een wijntje. 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord cola staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen


Portugees

Uitspraak
  • IPA: /kɔlə/

Zelfstandig naamwoord

cola v

  1. lijm


Spaans

enkelvoud meervoud
cola colas

Zelfstandig naamwoord

cola m

  1. (zoötomie) staart
  2. wachtrij
  3. (drinken) cola

Werkwoord

vervoeging van
colar

cola

  1. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van colar
  1. gebiedende wijs (bevestigend) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van colar
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.