naast

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  naast    (hulp, bestand)
  • IPA: /nast/
Woordafbreking
  • naast
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘bijwoord van plaats’ voor het eerst aangetroffen in 1285 [1]
  • [2]

Bijvoeglijk naamwoord

naast

  1. onverbogen vorm van de overtreffende trap van na
stellend
onverbogen naast
verbogen naaste
partitief naasts

Bijvoeglijk naamwoord

naast [3]

  1. dichtstbijzijnd
  2. meest vertrouwd
  3. meest verwant

Voorzetsel

naast

  1. aan de zijkant van
    • Op deze foto zie je hem naast zijn beste vriend staan. 
Hyponiemen
Anagrammen
Uitdrukkingen en gezegden
  • Naast je schoenen lopen
veel te trots zijn op iets
Vertalingen
  vnw. bijw.
  voorzetselbijwoord     naast  
 persoonlijk     ernaast  
aanwijz.  nabij     hiernaast  
  veraf     daarnaast  
  vragend/betrekk.     waarnaast  

Bijwoord

naast

  1. het doel missend
    • Het schot ging helaas naast. 
  1. prepositioneel deel van een voornaamwoordelijk bijwoord
    • ernaast: Er stond een boompje naast. 

Werkwoord

vervoeging van
naasten

naast

  1. enkelvoud tegenwoordige tijd van naasten
  2. gebiedende wijs van naasten

Gangbaarheid

  • Het woord naast staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.